Angstzweet les 4 Hoe begin je met het schrijven van een verhaal

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- Je weet welke elementen een verhaal spannend maken
- Je weet hoe je een verhaal moeten schrijven
- Je begint met het schrijven van je spannende verhaal

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik en huiswerk (15 min)
- Uitleg: schrijven van een verhaal (10 min)
- Zelfstandig werken aan het spannende verhaal (25 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Directe en indirecte rede 
Aanhalingsteken, dubbele punt en komma

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 5 - Quizvraag

Directe of indirecte rede:

Jouw broer vertelde me dat hij corona heeft gehad.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 6 - Quizvraag

Directe of indirecte rede:

Mijn moeder zei: "Ik ben zo trots op jou!"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin is de INDIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin staat er in de directe rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe rede?
A
De man vroeg of hij naar huis mocht gaan.
B
Sil zegt: "Ga je mee in het park spelen?"
C
Jelka vertelde dat ze geen bloemkool lustte.
D
Mischa fluisterde dat ze een snoepje wil.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een indirecte rede?
A
De vrouw zei: "Nooit."
B
Ik heb gezegd dat ik dat niet zou doen.
C
De leraren zeiden:"Dat doen we."
D
De scheikundige zegt:"Dat klopt helemaal."

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin staat in de INDIRECTE rede?
A
Simon zegt:'Ik heb geen zin meer!'
B
'Ben je daar eindelijk!', roept Henk
C
Vader fluistert: 'Ik heb een verrassing voor je.'
D
Ik vertel haar dat ik de tekening mooi vind.

Slide 12 - Quizvraag

Huiswerk
Opdracht 1, 2 en 3 van H6 Spelling

Slide 13 - Tekstslide

Schrijven  spannend verhaal

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe begin je met het schrijven van een verhaal?

Slide 16 - Tekstslide

Schrijven
Begin met het bedenken/ schrijven van je verhaal

Bedenk: tijd, plaats, ruimte, wie het personage is (enkele kenmerken) en welke objecten/voorwerpen een belangrijke rol gaan spelen

Slide 17 - Tekstslide

Nog een laatste stap
1. Maak op je laptop een nieuwe map en noem die Nederlands
2. Sla het Word-document op: Opslaan als - oefenversie spannend verhaal

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht schrijven spannend verhaal
Oefenschrijfopdracht: Toets TEA1 Schrijfopdracht Spannend verhaal
Je gaat een spannend verhaal schrijven. Dit verhaal moet aan de volgende criteria voldoen
- minimaal 300 woorden
- Lettertype Arial   
- Lettergrootte 12 
- Verhaal moet getypt zijn.  
- Criteria spanning (minimaal 3) die door de klas zijn opgesteld moeten verwerkt zijn in de tekst. 
- let op werkwoordspelling  
- let op leestekens en hoofdletters  
- je verhaal heeft een titel  


Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
Zijn de lesdoelen behaald?
- Je weet hoe je een verhaal moeten schrijven 
- Je begint met het schrijven van je spannende verhaal


Slide 20 - Tekstslide