Drugs

Basiskennis
Drugs
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zit 41 slide, met interactieve quiz, tekstslide en 3 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Basiskennis
Drugs

Slide 1 - Tekstslide

Welke drugs ken je allemaal?

Slide 2 - Woordweb

Welke drugs ken je allemaal?
Drugs = product waardoor je je lekker gaat voelen in je hoofd.
Voorbeelden:
- alcohol                                    - chocola
- suiker                                      - cocaine 
- wiet                                          - heroine
- xtc                                             - Nicotine
- lachgas
- koffie

Slide 3 - Tekstslide

Ik ken iemand die wel eens drugs heeft gebruikt
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 4 - Quizvraag

Ik ken iemand die zeer regelmatig drugs gebruikt
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

Wat kunnen redenen zijn waarom iemand drugs gaat gebruiken?

Slide 6 - Woordweb

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
Drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 7 - Quizvraag

Drugs hebben invloed op je hersenen. 
Drugs veranderen de manier hoe je de wereld waarneemt. 
Ze kunnen:
  • Verdoven zoals alcohol, heroïne, GHB en hasj 
  • Opwekken zoals tabak, XTC, speed, cocaïne 
  • Bewustzijnsveranderend zoals LSD, paddo’s, hasj en wiet.

Slide 8 - Tekstslide

Drugs die gedoogd worden zijn..
A
Hasj
B
Cannabis
C
Weed
D
XTC

Slide 9 - Quizvraag

Heb je thuis weleens gepraat over drank en drugs?
A
Ja, over beide
B
Ja, alleen over alcohol
C
Nee
D
Ja, alleen over drugs

Slide 10 - Quizvraag

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt. 
Bij het blowen van een joint wordt wiet gebruikt. 

Wiet wordt gemaakt van de bloemtoppen van de hennepplant. 

Het kweken van deze planten gebeurt meestal illegaal (denk aan het oprollen van een illegale hennepkwekerij!) 

Slide 12 - Tekstslide

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas. 

Blowen versterkt je stemming.
Blowen zorgt er juist voor dat je niet goed kunt opletten en dat het geheugen niet zo goed werkt. 
Logisch nadenken wordt juist moeilijker.

Slide 14 - Tekstslide

Wiet koop je bij de supermarkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wiet koop je bij de supermarkt. 
Wiet kan je officieel alleen kopen in een zogenaamde coffeeshop voor
eigen gebruik. 

Je moet daarvoor 18 jaar of ouder zijn! Daar word het gedoogd.

Je kunt het vaak ook bij een dealer op straat kopen. Dan ben je strafbaar!

Slide 16 - Tekstslide

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt. 
De wet zegt dat je na het roken van een joint niet mag deelnemen aan het verkeer; je bent dan onder invloed van drugs. 
24 UUR LANG!
Je mag dus ook niet fietsen, want ook dan neem je deel aan het verkeer. Datzelfde geldt ook voor alcohol. 

Slide 18 - Tekstslide

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis. 

Cannabis is de benaming voor wiet, hasj of hasjolie en kan gerookt of gegeten worden zoals in space-cake.

Slide 20 - Tekstslide

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet. 
Het maken van XTC-pillen is illegaal en gebeurt in laboratoriums. 
Bij het maken van medicijnen is die controle er wel. Je weet dus nooit welke stoffen in een XTC-pilletje zitten. Ze zien er ook steeds weer anders uit. Er zit voornamelijk MDMA (methyleendioxymethamfetamine) in de pillen.

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Het is gevaarlijk om één XTC-pilletje te slikken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Het is gevaarlijk om één XTC-pilletje te slikken. 

Doordat je niet weet wat in een XTC-pilletje zit, weet je nooit
wat de werking is op jouw lichaam en hoe je er op reageert.

Ook één pilletje is dus erg gevaarlijk!

Slide 26 - Tekstslide

Verdovende middelen
Opwekkende middelen
Bewustzijnsveranderende middelen
GHB
XTC
Paddo's
Wiet
Hasj
Speed
Cocaine
Lachgas

Slide 27 - Sleepvraag

Van welke drugs gaat je hartslag omhoog?
A
Opwekkende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijn veranderende middelen

Slide 28 - Quizvraag

Welke drugs is softdrugs
A
XTC
B
LSD
C
cannabis
D
heroïne

Slide 29 - Quizvraag

Indeling Drugs
Verdovend
Opwekkende
  • Cafeïne
  • Nicotine
  • Cocaïne
  • Amfetamine
  • XTC¹
  • Anti-depressiva

Verdovend
  • Alcohol
  • Heroïne

  • Cannabis
  • Slaapmiddelen
  • Kalmerings-middelen
  • Anti-psychotica
Bewustzijnsveranderend
  • XTC²
  • Cannabis
  • LSD
  • Paddo’s
  • Lachgas

Indeling van Drugs

Slide 30 - Tekstslide

Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:

1. de hoeveelheid die je inneemt
2. hoe je je op dat moment voelt
3. de omgeving
4. de soort drugs die je gebruikt

Slide 31 - Tekstslide

Drugs worden via het bloed door het lichaam verspreid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Welke wet is voor drugs?
A
Tabaks- en rookwaren wet
B
Opiumwet

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Video

Gebruik van lachgas
De afgelopen jaren gebruiken steeds meer jongeren en jongvolwassenen lachgas als een roesmiddel. Het middel wordt dan geïnhaleerd uit een ballon gevuld met lachgas uit slagroompatronen. Deze patronen zijn eigenlijk bedoeld als drijfgas om er slagroom uit een cilinder mee te kunnen spuiten. 

Het risico op ernstige acute gezondheidsincidenten is gering, maar negatieve effecten op de gezondheid op de kortere en langere termijn komen wel degelijk voor.

Slide 35 - Tekstslide

Frequentie gebruik
Het gebruik van lachgas is het hoogst onder jongeren en jongvolwassenen uitgaanders. 
Lachgas wordt meestal samen met anderen gebruikt. Het grootste deel doet het af en toe en gebruikt dan één of een paar ballonnen per persoon. 
Maar naast deze gelegenheidsgebruikers zijn er ook jongeren met een extremer gebruikspatroon waarbij in groepsverband heel veel lachgas op een avond wordt gebruikt (‘bingen’). 

Slide 36 - Tekstslide

Risico’s en risicoperceptie
Jongeren denken heel verschillend over de gezondheidsrisico’s van lachgas. Vooral jongere gebruikers (van 12-14 jaar), die weinig ervaring met andere middelen hebben, zien lachgas vaak niet als een echte ‘drug’ en vinden dat er nauwelijks risico’s zijn. 

Anderen, vaak degenen die lachgas wel als een ‘drug’ zien, erkennen dat er risico’s zijn, al nemen zij die lang niet altijd serieus. 

Het risico op ernstige acute gezondheidsincidenten lijkt gering, maar gebruikers rapporteren wel degelijk negatieve effecten. Tijdens of kort na lachgasgebruik zijn dit met name hoofdpijn, duizeligheid en tintelingen van handen en voeten. Daarna volgen verwardheid, misselijkheid en craving (hunkering om opnieuw te gebruiken). De meest voorkomende zelf-gerapporteerde negatieve gezondheidseffecten op lange termijn zijn: concentratieproblemen, tintelingen, moeheid en duizelingen. 

Hierbij geldt: hoe vaker en meer lachgas wordt gebruikt, hoe vaker op lange termijn tintelingen, craving en gewenning worden ervaren. Op grond hiervan kan het risico op verslaving niet uitgesloten worden.
Hoe het risico wordt ervaren

Slide 37 - Tekstslide

Experimenteren met drugs zoals wiet en lachgas hoort bij de puberteit
A
Daarmee ben ik het eens
B
Daarmee ben ik het oneens

Slide 38 - Quizvraag

Verboden woord 1

Slide 39 - Woordweb


Slide 40 - Woordweb

Opdracht

Slide 41 - Tekstslide