De schrijver van een tekst schrijft voor een bepaald "publiek". Wat wordt met publiek bedoeld? Op welke manier past een schrijver zijn tekst aan voor een bepaald publiek?
Slide 20 - Open vraag
Als je een mening geeft, dan onderbouw je die met argumenten. Een signaalwoord dat je vaak vindt vóór het argument is...
A
want
B
dus
C
ik vind
D
concluderend
Slide 21 - Quizvraag
Feit, mening of argument?
'...want het is een veelzijdig vak.'
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 22 - Quizvraag
Wat valt niet onder de lay out van een tekst?
A
De titel
B
De kernzinnen
C
Grafieken
D
Lettergrootte
Slide 23 - Quizvraag
Tegenstelling
opsomming
chronologie
tijd
maar
ook
toch
tot slot
ondanks
eerst
bovendien
en
vervolgens
Slide 24 - Sleepvraag
oorzaak-gevolg
voorwaarde
voorbeeld/
toelichting
bijvoorbeeld
doordat
als..
dan
indien
zoals..
daardoor
Slide 25 - Sleepvraag
Geef twee signaalwoorden die aangeven dat je met een conclusie te maken hebt. Noteer ze onder elkaar, in kleine letters.
Slide 26 - Open vraag
Welk signaalwoord geeft aan dat je te maken hebt met een tijdsvolgorde?
A
maar
B
bovendien
C
intussen
D
ook
Slide 27 - Quizvraag
Het signaalwoord 'mits' geeft aan dat je te maken hebt met tekstverband:
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde
Slide 28 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft aan dat je te maken hebt met een oorzaak-gevolg verband?