Paragraaf 1.3 Lezen Talent 1hv

Begrijpend lezen
  • Dag schatjes, leuk dat jullie er zijn!
  • Pak je boek op blz 18
  • Pak je schrift.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen
  • Dag schatjes, leuk dat jullie er zijn!
  • Pak je boek op blz 18
  • Pak je schrift.

Slide 1 - Tekstslide

Noem één begrip dat
met begrijpend
lezen te maken heeft

Slide 2 - Woordweb

Leesstrategieën
Verkennend lezen: 
  • eerste indruk
  • titel, eerste en laatste alinea
  • tussenkopjes, vet/schuingedrukte woorden
  • bekijk eventuele afbeeldingen
  • lees de informatie onder de tekst

Slide 3 - Tekstslide

Leesstrategieën
Verkennend lezen: 
  • stel jezelf de volgende vragen:
  • wat is het onderwerp?
  • wat voor tekst is het?
  • wat is het doel van de tekst, bv informeren
  • hoe is de opbouw: duidelijke inleiding en slot?
  • wat is de bron en wie is de schrijver? 

Slide 4 - Tekstslide

Leesstrategieën
Nauwkeurig lezen: 
  • lees de tekst aandachtig, zin voor zin.
  • let op de informatie in de inleiding en slot
  • wat is het belangrijkste is dat over het onderwerp wordt gezegd?
  • stel de betekenis vast van moeilijke woorden
  • wat is het verband is tussen de verschillende delen van de tekst? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke leesstrategie gebruik je?

"Je leest een tekst waarover je vragen moet beantwoorden"
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen

Slide 7 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?

"Je leest een artikel in de krant om daarna aan je slechtziende oma te vertellen wat er precies in staat."
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen

Slide 8 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?

"Je scant of een nieuwsbericht interessant genoeg is om helemaal te lezen"
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen

Slide 9 - Quizvraag

Moeilijke woorden??
  • Tip: Ken je de betekenis van een woord niet? Kijk dan of er in de buurt van dat woord informatie staat waaruit je de betekenis kunt afleiden.
  • Anders: zoek het op in een woordenboek.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de titel van deze tekst? 
  • Titel 
Zegt iets over het onderwerp van de tekst

  • Tussenkopjes of kopjes
Zegt iets over het deelonderwerp van de tekst

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk samen nakijken!

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp
Waar de tekst over gaat in één of een paar woorden

Hoe kom je achter het onderwerp? 

Kijk naar:
  • Titel 
  • Eerste alinea
  • Dikgedrukte of schuine woorden
  • Afbeeldingen
  • Tekst bij afbeeldingen
  • Stel jezelf de vraag: waar gaat deze tekst over? 
  • Schrijf het onderwerp in een woord of een paar woorden op

Voorbeeld van een onderwerp: de nieuwe school. 
Deelonderwerp

Waar een deel van de tekst over gaat
Een deel van het onderwerp











Voorbeeld van deelonderwerpen: de nieuwe klas, de nieuwe mentor, de eerste lessen.

Slide 13 - Tekstslide




         Verkennend lezen

 Hoe? Stappenplan
  1. Lees de titel en de tussenkopjes
  2. Lees de eerste en de laatste alinea
  3. Lees de woorden die vet- of schuingedrukt zijn
  4. Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes
  5. Lees de informatie onder de tekst (de bron)


 


            Nauwkeurig lezen 

Hoe? Met aandacht lezen, zin voor zin.
Twee manieren van lezen: 

1.                                                              2.                                                   

Slide 14 - Tekstslide

Wat is verkennend lezen?
A
Bekijk de hele tekst en lees de eerste alinea.
B
Lees de eerste en laatste zin van de alinea's.
C
Bekijk de tekst en zoek de info die je nodig hebt.
D
Lees de tekst helemaal en nauwkeurig.

Slide 15 - Quizvraag

Titel
Tussenkopje
Nieuwsgierig maken
Onderwerp
Aanwijzing over onderwerp
Kop
Alinea
Tekstgedeelte
Deelonderwerp

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Maak nu de rest van de opdrachten. 

  • Tip: Ken je de betekenis van een woord niet? Kijk dan of er in de buurt van dat woord informatie staat waaruit je de betekenis kunt afleiden.
  • Zo niet: zoek het op in een woordenboek!

Slide 19 - Tekstslide