Het verschil tussen VOORSTELLING en VORMGEVING

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

VOORSTELLING

Slide 3 - Tekstslide

Je kijkt eerst: ís er een voorstelling?
Oftewel: stelt het iets voor?

Slide 4 - Tekstslide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 5 - Tekstslide

Dan is het 'figuratief'.
Je kunt er iets in herkennen.

Slide 6 - Tekstslide

Een figuratieve voorstelling kan zijn: 
1
realistisch


2
gestileerd


3
geabstraheerd


hoe het is gemaakt lijkt net echt
een 'versimpelde' versie
het lijkt bijna abstract maar nog net niet

Slide 7 - Tekstslide

Een realistisch schilderij...
  • is altijd figuratief
  • lijkt 'net echt'
  • plasticiteit, licht en stofuitdrukking zijn vaak belangrijk

Slide 8 - Tekstslide

Een gestileerde voorstelling...
  • is figuratief
  • is een versimpelde versie
  • meestal blijven de belangrijkste vormen en lijnen behouden

Slide 9 - Tekstslide

Een geabstraheerde voorstelling...
  • lijkt bijna abstract maar is het niet
  • het stelt dus wél iets voor
  • het resultaat is half abstract
  • vaak geeft de titel aan wat het voorstelt

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf het verschil tussen een gestileerde en geabstraheerde voorstelling

Slide 11 - Open vraag

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 12 - Tekstslide

Dan is het 'abstract' of 'non-figuratief'.
Je kunt er niets in herkennen.

Slide 13 - Tekstslide

Werk zonder voorstelling is: 
abstract / non-figuratief


het stelt niks herkenbaars voor


het gaat puur om de lijnen, vormen 
    en kleuren in het werk


Slide 14 - Tekstslide

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip
Figuratief
Geabstraheerd

Slide 15 - Sleepvraag

realistisch
abstract
gestileerd
geabstraheerd

Slide 16 - Sleepvraag

VORMGEVING

Slide 17 - Tekstslide

Bij de vormgeving bekijk je:
  • hoe worden de beeldaspecten toegepast
  • welke materialen worden gebruikt
  • welke technieken worden toegepast

Slide 18 - Tekstslide

BEELDASPECTEN
VORM
KLEUR
RUIMTE
LICHT
COMPOSITIE
TEXTUUR

Slide 19 - Tekstslide

Gebruikte materialen
Welke materialen zijn er gebruikt zijn om het werk te maken?
Zoals bijvoorbeeld:
klei, hout, steen, verf, marmer, papier, brons, potlood, stof, garen, inkt, karton, houtskool, enz.

Slide 20 - Tekstslide

Een aantal voorbeelden: 
porselein, stof en borduurgaren

Slide 21 - Tekstslide

olieverf op doek

Slide 22 - Tekstslide

papier knipsels

Slide 23 - Tekstslide

vilt 

Slide 24 - Tekstslide

brons

Slide 25 - Tekstslide

Gebruikte technieken
Welke techniek is er, of welke technieken zijn er gebruikt?
Zoals bijvoorbeeld:
tekenen, schilderen, graveren, boetseren, beeldhouwen, etsen, construeren, enz.
Hanteringswijze =
bekijk hóe de materialen zijn toegepast

Slide 26 - Tekstslide

Een voorbeeld:
Materialen: beide olieverf op doek
Techniek: beide zijn geschilderd
Maar de hanteringswijze van de kwast en de verf verschilt!

Slide 27 - Tekstslide

verf is in streepjes aangebracht met een losse 'toets'
verf is aangebracht door spetters en druppels

Slide 28 - Tekstslide

Samenvattend: 
 VOORSTELLING                                                    VORMGEVING
Wat zie je? Is er een voorstelling?
Hoe is het vormgegeven?
Ja er is een voorstelling, het is figuratief
  • realistisch
  • gestileerd
  • geabstraheerd
Nee er is géén voorstelling, het is abstract of non-figuratief
Over welke beeldaspecten kun je wat zeggen:
  • kleur
  • vorm
  • textuur
  • ruimte
  • compositie
  • licht
  • Welke materialen?
  • Welke technieken?
}
KVTROL 

Slide 29 - Tekstslide

Maar ook theater-, dans-, muziek- en filmanalyse!


Je kunt op deze manier alle kunst en cultuur uitingen analyseren. De aspecten die je daarbij gebruikt zijn wel telkens anders.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoel gehaald?
Leg in eigen woorden het verschil tussen voorstelling en vormgeving uit.

Slide 32 - Open vraag

Leerdoel gehaald?
Noem minimaal 3 beeldaspecten

Slide 33 - Open vraag