Bevolking en ruimte

Bevolking en ruimte
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bevolking en ruimte

Slide 1 - Tekstslide

Bevolkingsgroei 
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sterftecijfer = het aantal sterfgevallen per duizend inwoners per jaar
Geboortecijfer = het aantal geboorten per duizend inwoners per jaar

Slide 2 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Immigratie = vestigen in een bepaald land
Emigratie = verhuizen naar een ander land
Nederland 2017
Er immigreerden meer mensen dan dat er mensen emigreerden = vestigingsoverschot

Slide 3 - Tekstslide

Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei = natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

LET OP: dit kan ook een negatieve groei zijn!

Slide 4 - Tekstslide

Van jong naar oud
Sinds 1950 heeft Nederland een geboorteoverschot. 
1950: gem. 4 kinderen per vrouw
2017: gem. 1,7 kind per vrouw
gevolgen:
  • vergrijzing: het aantal ouderen groeit flink (geboortegolf, levensverwachting)
  • ontgroening: afname aandeel jonge mensen (anticonceptie, rol vrouw, afname zekerheid)

Slide 5 - Tekstslide

4.2 Regionale verschillen
Leerdoel:
Waar in Nederland groeit en krimpt de bevolking en wat zijn de gevolgen?

Slide 6 - Tekstslide

Krimpgebieden
Bevolkingskrimp: afname van de bevolking in bepaalde gebieden, dat noemen we krimpgebied of krimpregio
Verzorgingsgebied: het gebied waar klanten van winkels vandaan komen
Drempelwaarde: het minimum aantal klanten die een winkel nodig heeft om te kunnen bestaan.
Reikwijdte: maximale afstand die mensen willen afleggen voor een voorziening

Slide 7 - Tekstslide

Herinrichting 
Slimmer omgaan met ruimte of aanpassen aan de behoefte.
Door groei, maar ook door afname!

Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

Slide 8 - Tekstslide

4.3 Verstedelijking 
Urbanisatie (verstedelijking) = uitbreiden van steden (1870 - 1960)
Suburbanisatie = mensen gaan weg uit de stad naar landelijke gebieden (welvaart, dus toename mobiliteit)
Re-urbanisatie = toename inwoners van een stad na lange periode van afname > 1980

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen suburbanisatie
  • Ontstaan agglomeraties = voorsteden en dorpen groeiden vast aan een grote stad
  • grote steden liepen leeg
  • toename verkeersdrukte
Rotterdam
1964: 732.000 inwoners
1989: 554.000 inwoners

Slide 11 - Tekstslide

Redenen re-urbanisatie
Vernieuwing van ruimtegebruik (de stad werd weer aantrekkelijk door winkels, uitgaansgelegenheden, nieuwe, grote huizen, kantoren).

Rotterdam
2024: 620.000 inwoners

Slide 12 - Tekstslide

Het landelijk gebied
Grootste deel Nederland: weilanden, akkers en bossen.
Ook hier veel veranderd in het ruimtegebruik:
  • veel nieuwbouwwijken (Leidse Rijn, 100.000 inwoners)
  • minder boeren, maar wel groter
  • meer aandacht voor recreatie

Slide 13 - Tekstslide

4.4 De Randstad
Leerdoelen: 
  • De verschillende  groeimodellen van een stad benoemen.
  • Benoemen hoe we de leefbaarheid van de Randstad kunnen verbeteren.
  • uitleggen welke problemen er met de bereikbaarheid in de Randstad zijn en hoe we die kunnen verbeteren.

Slide 14 - Tekstslide

Functies van de Randstad
Den Haag: bestuurscentrum en hofstad
Utrecht: vergadercentrum en distributiecentrum
Rotterdam: Mainport en industriegebied
Amsterdam: financieel centrum en zakencentrum

Slide 15 - Tekstslide

Groei van steden
Concentrisch groeimodel: de groei van een stad vanuit het centrum (met historische stadskern).
Meerkernengroeimodel: de groei van een stedelijk gebied vanuit meerdere steden (Randstad).

Slide 16 - Tekstslide

Bereikbaarheid
Forensisme= heen en weer reizen tussen woon- en werkplek.
Congestie= dagelijkse files op dezelfde plek (A12)
Gevolg congestie:
  • bereikbaarheid neemt af
Maatregelen congestie: 
  • verbetering infrastructuur (duur)
  • nieuwe wijken dicht tegen een grote stad aan

Slide 17 - Tekstslide

5.1 Bevolkingsgroei in Duitsland
Bevolkingsontwikkeling

 De Duitse bevolking:
- groeide van 1950 tot 2002 van 69  mensen naar 82,5 miljoen
- nam af van 2002 tot 2011 van 82,5  mensen naar 80,5 miljoen 
- groeide van 2011 tot 2017 van 80,5  mensen naar 83 miljoen

Slide 18 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkeling
Bevolkingsontwikkeling

Natuurlijke bevolkingsgroei: sinds 1972 een sterfteoverschot.
Sociale bevolkingsgroei: veel migranten naar Duitsland.
2002-2011: sterfteoverschot groter dan vestigingsoverschot
2011-2017: meer migranten én een hoger geboortecijfer. vrouwen met een migratieachtergrond krijgen gemiddeld meer kinderen



Slide 19 - Tekstslide

Leeftijdsopbouw
Er zijn drie verklaringen voor de vergrijzing in Duitsland.

  1. de levensverwachting is sterk gestegen.
  2. De Duitse babyboomers van na WOII zijn jonger dan die in Nederland. (geboortegolf na WOII kwam later en hun invloed van de vergrijzing gaat komende jaren beginnen).
  3. De ontgroening is sterker dan in Nederland door het lagere geboortecijfer.



Slide 20 - Tekstslide

Demografisch transitiemodel
Verandering geboorteoverschot naar sterfteoverschot. 

Slide 21 - Tekstslide

Migratie
Duitsland is een echt immigratieland.
  • bijna 25% heeft een migratieachtergrond
  • 4 groepen immigranten sinds 1950

Groep 1: migranten uit delen van Oost-Europa die vroeger bij Duitsland hoorden: ‘Volksduitsers’



Slide 22 - Tekstslide

Migratie
Groep 2: gastarbeiders, vooral Turken
  • na 1960
  • zwaar, vies werk
  • mijnbouw- en industriegebieden in West-Duitsland
Groep 3: veel mensen uit andere lidstaten van de EU.
Vooral uit Oost-Europa, met name Polen

 

Slide 23 - Tekstslide

Migratie
Groep 4: na 1990 veel vluchtelingen.
Vooral Syriërs
  

De recente bevolkingsgroei komt door
  • meer migranten
  • meer kinderen onder migranten
  • gezinshereniging

Slide 24 - Tekstslide

5.2  Regionale verschillen

Slide 25 - Tekstslide