Algemeen Engels spelling/grammar

WELCOME 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WELCOME 

Slide 1 - Tekstslide

This week's goals:
- I know what the most common mistakes in English are.
- I know how to use them correctly. 

Slide 2 - Tekstslide

Klik de meervoudsvormen aan
A
I
B
she, he, it
C
we
D
you

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je "ik" in het Engels

Slide 4 - Open vraag

Hoe schrijf je "Engels"?
A
English
B
Englisch
C
english
D
englisch

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de correcte spelling van "echt" in het Engels?
A
realy
B
really
C
reallie
D
relly

Slide 6 - Quizvraag

We went after the car _____ helicopter
A
with the
B
in
C
with
D
by

Slide 7 - Quizvraag

a / an
Uitspraak!!

Hoor je een klinkerklank => an 
an hour (auwer)
Hoor je een medeklinkerklank => a
a uniform (joeniform)

Slide 8 - Tekstslide

Maak hier een correcte zin van:
with my brother - last week - I - to the park - went

Slide 9 - Open vraag

Hoe schrijf je "we zijn" in het Engels?
A
weare
B
we're
C
where
D
were

Slide 10 - Quizvraag

Where, Were, We're




Where -> vragende voornaamwoord voor 'plaats' (waar?)
Were -> verleden tijd voor 'to be' (waren)
We're -> verkorte vorm van "we are" (we waren)


Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je "ook" in het Engels?
(géén also!)

Slide 12 - Open vraag

Hoe schrijf je "ik" in het Engels?

Slide 13 - Open vraag

De vormen van 'to be'. Hoe zat het ook alweer? 
Sleep het persoonlijke voornaamwoord naar de juiste vorm van 'to be'. 
am
are
is
I
you
you(mv)
he
she
they
we
it

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe schrijf je "het is" in het Engels
A
its
B
it's

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je "omdat" in het Engels?

Slide 16 - Open vraag

Wat is "woensdag" in het Engels?

Slide 17 - Open vraag

Hoe schrijf je "met" in het Engels

Slide 18 - Open vraag

Hoe schrijf je "interessant" in het Engels?

Slide 19 - Open vraag

________ article
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

Wat is "en" in het Engels?
A
end
B
and

Slide 21 - Quizvraag

Hoe schrijf je "ook" in het Engels?
A
too
B
to
C
two

Slide 22 - Quizvraag

Hoe schrijf je "ik ben" verkort?

Slide 23 - Open vraag

a
an
uncle
relative
hour
job

Slide 24 - Sleepvraag

Hoe schrijf je "mooi" in het Engels?
b....

Slide 25 - Open vraag

Wat is "zaterdag" in het Engels?

Slide 26 - Open vraag

Wat is "jij bent" in het Engels?
A
your
B
youre
C
you're
D
your'e

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Wat is "dat is" in het Engels?
(verkorte vorm)
A
thats
B
that's
C
dat's
D
dats

Slide 29 - Quizvraag

Maak een vraag:
She likes music
A
She don't like music.
B
She doesn't likes music.
C
She don't likes music.
D
She doesn't like music.

Slide 30 - Quizvraag

"erg veel"
I love you .... much.
(v........)

Slide 31 - Open vraag

I like geography.
A
I like not geography.
B
I don't like geography.
C
i don't like geography.
D
I doesn't like geography.

Slide 32 - Quizvraag

Maak een vraag;
My dad likes to cook.

Slide 33 - Open vraag

I .................

You .................

She ............

We ............

You ..............

They ........
TO HAVE
Zet de goede vorm van to have bij het juiste onderwerp
have
has
have
have
have
have

Slide 34 - Sleepvraag

Noteer de afkorting van
"does not" in het Engels

Slide 35 - Open vraag

We were/where/we're flying
A
were
B
where
C
we're

Slide 36 - Quizvraag

This week's goals:
- I know what the most common mistakes in English are.
- I know how to use them correctly. 

Slide 37 - Tekstslide

Ik heb mijn doelen van deze week bereikt!
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Slide 39 - Tekstslide