Les 8, M&N 1C

Fotosynthese

15. Ik kan uitleggen hoe fotosynthese werkt.
16. Ik kan het chemische proces van fotosynthese benoemen.
17. Ik kan uitleggen hoe verbranding werkt.





1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Fotosynthese

15. Ik kan uitleggen hoe fotosynthese werkt.
16. Ik kan het chemische proces van fotosynthese benoemen.
17. Ik kan uitleggen hoe verbranding werkt.





Slide 1 - Tekstslide

Fotosynthese
Fotosynthese in planten
Mensen ademen zuurstof in en ademen koolstofdioxide uit. 
Planten doen het omgekeerde, zij krijgen koolstofdioxide, water en zonlicht binnen. in het blad van de plant word dit omgezet in zuurstof en suiker. 

Slide 2 - Tekstslide

Fotosynthese formule 


water + koolstofdioxide + energie uit licht → glucose + zuurstof

Slide 3 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit waarom een plant fotosynthese nodig heeft.

Slide 4 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit waarom fotosynthese van belang is voor mensen.

Slide 5 - Open vraag

Wat is niet nodig voor fotosynthese om plaats te vinden?
A
Koolstofdioxide
B
Suiker
C
Water
D
Zonlicht

Slide 6 - Quizvraag

In welk deel van de plant vind de meeste fotosynthese plaats
A
Blad
B
bladnerf
C
Steel
D
Wortel

Slide 7 - Quizvraag

+
+
+
->
Koolstofdioxide
CO2
Zuurstof
O2

Slide 8 - Sleepvraag

Fotosynthese heeft altijd .... nodig.
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Water
B
Koolstofdioxide
C
Brandstof
D
Energie

Slide 9 - Quizvraag

Verbranding
Wat is verbranding
Verbranding is een process waarbij zuurstof en een brandstof worden omgezet in energie en koolstofdioxide. 
Voorbeeld: Als jij gaat sporten verband jij je eten (de brandstof) ga je sneller en dieper ademhalen (zuurstof), Je krijgt hier energie van om te sporten (energie) en je ademt uit (koolstof dioxide).
chemische proces
brandstof (hout) + zuurstof -> energie (warmte) + koolstofdioxide + water.
C6H10O5 + 6 O2 ->  Warmte + 6 CO 5 H2O

Slide 10 - Tekstslide

Formule verbranding
verbranding = de afbraak van glucose in cellen

Slide 11 - Tekstslide

Verbranding heeft altijd .... nodig.
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Water
B
Zuurstof
C
Brandstof
D
Energie

Slide 12 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat verbranding is.

Slide 13 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen verbanding en fotosynthese.

Slide 14 - Open vraag

Milieu en duurzaamheid
  • Ik kan met behulp van de media en verschillende bronnen, milieuproblemen benoemen en een oplossing bedenken. 
  • Ik kan verschillende manieren bedenken om de school of thuis duurzamer om te laten gaan met grondstoffen. 

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen
milieu
Leefomgevig van mens, dier en plant. Deze bestaat uit omstandigheden zoals lucht, bodem en water. De omstandigheden moeten invloed hebben op het leven. De (natuurlijke) leefomgeving.
Bronnen
Bronnen, zijn informatie bronnen. Plekken waar jij informatie van kan halen. 
Niet alle bronnen zijn even goed, probeer altijd een "betrouwbare" bron te gebruiken.
milieuproblemen
Door verschillende invloeden kunnen er problemen bestaan binnen een milieu. Dit noemen we een milieu probleem.

Slide 16 - Tekstslide

Milieu
Wat is milieu?
Milieu is de omgeving waarin jij komt, en die invloed heeft op jou. 
Andersom heb jij ook invloed op het milieu. 
Jij en het milieu hebben dus invloed op elkaar. 
Problemen in het milieu.
Als mensen niet omgaan met het milieu, is er de kans dat het vervuild raakt en dat andere planten- en diersoorten hier last van hebben. 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Muggen en spinnen
Er zijn mensen die bang zijn voor spinnen, maar ook spinnen hebben een belangerijke taak in het milieu. 
Spinnen eten bijvoorbeeld muggen op. Elke keer dat jij bang een spin dood slaat heeft dat dus ook invloed op de hoeveelheid muggen die nu dus niet opgegetenn worden. 
Zo heb jij zelfs met deze kleine acties invoel op het milieu.

Slide 18 - Tekstslide

De manier waarop ik naar school reis heeft invloed op het milieu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een manier waarop jij invloed hebt op het milieu.

Slide 20 - Open vraag

Geef aan waar er invloed is van mensen in het milieu.
Menselijke
Menselijke
Menselijke

Slide 21 - Sleepvraag

Begrippen
Duurzaamheid
Duurzaamheid gaat over hoe je spullen, of grondstoffen vaker kan gebruiken. 
Het gaat om het duurzaam (herbruikbaarheid) van spullen en grondstoffen.
Grondstoffen
Grondstoffen zijn de basis vanuit waar spullen worden gemaakt. Bijvoorbeeld: de grondstoffen voor een tafel kunnen hout en ijzer zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Duurzaamheid
Wat is duurzaam?
Duurzaamheid is het duurzaam of meerdere keren gebruik kunnen maken van het zelfde materiaal, of dezelfde grondstof. 
Gebruik van grondstoffen
Om spullen te maken gebruik je grondstoffen. 
Bijvoorbeeld: voor een telefoon gebruik je glas, aluminium, goud, en nog vele andere dingen. 
Om zuinig om te gaan met grondstoffen, proberen bedrijven het goud van oude telefoons opnieuw te gebruiken in nieuwe telefoons. 

Slide 23 - Tekstslide

Er zit statiegeld op plasticflesjes, hierdoor gaan mensen recyclen en dat is duurzaam
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 24 - Quizvraag

Wat doe jij of kan jij doen om duurzamer te leven?

Slide 25 - Open vraag

Geef aan of de volgende dingen duurzaam zijn of niet.
.


Duurzaam 
Niet duurzaam

Slide 26 - Sleepvraag

2 Belangrijke mededelingen 
1. Op woensdag 23 oktober afteken les, zorg ervoor dat de 3 aftekenvragen op de aftekenkaart zijn ingevuld+ neem alle bewijzen mee!!
2. De repetitie is op donderdag 24 oktober, de theorie (aantekeningen), opdrachten van de lesson-ups en plaatjes aan de hand van de leerdoelen 1-19 goed doornemen en bestuderen(leren). STAAT AL OP PEPPELS

Slide 27 - Tekstslide