K2 - Reflexive Verben

K2: Reflexive Verben
wederkerend werkwoord

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

K2: Reflexive Verben
wederkerend werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Reflexive Verben
Leerdoel:
- ik ken de wederkerende werkwoorden in Quizlet
- ik weet wanneer een Dativ of Akkusativ komt
- ik kan de juiste naamval gebruiken na een wederkerend werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

1. Ich freue.... schon ........ die Prüfungswoche
A
mir über
B
mich auf
C
dir auf
D
dich über

Slide 3 - Quizvraag

2. Du ernährst ______immer so gesund!
A
mich
B
mir
C
dich
D
dir

Slide 4 - Quizvraag

1. Ich ziehe mir meine Jacke an
2. Ich ziehe mich an
Was ist der Unterschied zwischen den beiden Sätzen?

Slide 5 - Open vraag

Maak zelf een zin met een Dativ en één met een Akkusativ:
Gebruik het werkwoord: sich waschen

Slide 6 - Open vraag

Maak zelf een zin met een Dativ en één met een Akkusativ:
Gebruik het werkwoord: sich kämmen

Slide 7 - Open vraag

Ik kan de juiste naamval gebruiken na een wederkerend werkwoord met een voorzetsel

Slide 8 - Tekstslide

Er hat sich über ____________(der Unterricht) (sich ärgern über)

Slide 9 - Open vraag

Bilde einen Satz:
sich entschuldigen bei.....für.....

Slide 10 - Open vraag

Bilde einen Satz
sich entscheiden für

Slide 11 - Open vraag

Bilde einen Satz:
sich beschäftigen mit

Slide 12 - Open vraag

Stel eens 1 vraag die je nu nog hebt.

Slide 13 - Open vraag

Grammatik: Ergänze das Reflexivpronomen (= wederkerend voornaamwoord) und reflexive Verb (= wederkerend werkwoord): sich streiten: "Mein Bruder ..... ........... jeden Tag mit meinem Vater."

Slide 14 - Open vraag

maak de volgende zin af (wederkerend werkwoord):
Wir haben... über das Thema unterhalten.
A
euch
B
uns
C
sich
D
ihn

Slide 15 - Quizvraag

Grammatik: Ergänze das Reflexivpronomen (= wederkerend voornaamwoord) und reflexive Verb (= wederkerend werkwoord): sich waschen: "Ich ....... ........... täglich die Haare."

Slide 16 - Open vraag

Grammatik: Ergänze das Reflexivpronomen (= wederkerend voornaamwoord) und reflexive Verb (= wederkerend werkwoord): sich irren: "Ihr ........ .............. Heute haben wir den 16., nicht den 17. Februar."

Slide 17 - Open vraag

Wieviel hast du verstanden?
0100

Slide 18 - Poll

Ik ken het rijtje voor de wederkerende werkwoorden
Ik weet wanneer ik 3e of 4e naamval met een wederkerend werkwoord moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll