hoofdstuk 4 herhaling

hoofdstuk 4
Herhaling spelling, grammatica en woordenschat
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 4
Herhaling spelling, grammatica en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de voegwoorden nevenschikkend of onderschikkend?
nevenschikkende voegwoorden
onderschikkende voegwoorden
en
terwijl
maar
doordat
dus
als
toen
want
hoewel
omdat

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik moet nablijven, omdat ik gisteren mijn spullen was vergeten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik kan stofzuigen, terwijl jij lekker op de bank ligt.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn 'en', 'want', 'maar', 'of' en 'dus' nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden?
A
Nevenschikkende
B
Onderschikkende

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een onderschikkend voegwoord...
A
is een voegwoord dat twee gelijke delen aan elkaar voegt.
B
is een voegwoord dat twee ongelijke delen aan elkaar voegt.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een onderschikkend voegwoord?
A
Omdat
B
Want
C
En
D
Zodra

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende zin
Nevenschikkende zin
1: Stel je eens voor dat je de hele dag bezig bent met de vreselijk moeilijke grammatica.
2: Lezen vindt Pieter nog wel een leuk onderdeel, maar grammatica vindt hij vreselijk.
voegwoorden als 'dat', 'omdat', 'terwijl' etc...
voegwoorden en, of, maar, want

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nevenschikkend samengestelde zin =
A
BZ + BZ
B
HZ + BZ
C
HZ + HZ
D
BZ + HZ

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend of onderschikkend?
Ik ga vanavond naar de film of ik ga sporten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Midas speelt klarinet en Lena speelt trompet.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ervaren
A
voelen, beleven, meemaken
B
maken

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De gevierde muzikant vond het leuk dat hij de musicerende kinderen iets kon bijbrengen over het notenschrift
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lust jij liever friet of eet je liever Kebab?
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wet nog niet of ik er maandag bij kan zijn
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige/Sommigen van de bomen zijn al groot.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige/ sommigen komen lopend naar school.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent rigoureus?
A
Slim en snel
B
Tactisch
C
Snel en makkelijk
D
Streng en ingrijpend

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende onderdelen op volgorde van klein naar groot:
beslissend
gedachte die te mooi is om waar te zijn
Moeilijke keuze tussen twee dingen
grondig, met grote gevolgen
eerste model van een nieuw product
dilemma
Cruciaal
rigoureus
illusie
prototype

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gestelde
A
stellen
B
mee eens zijn
C
dat wat gezegd is
D
mee oneens zijn

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vind de goede betekenis
Examenwoorden
In een pikkedonkere kamer kun je . . . . . . . . . hoe het is om blind te zijn.
De schrijvers . . . . . . . . . .  in hun boek naar een website. Daarop kan je meer informatie vinden.
Een samenvatting maak je snel door de belangrijkste zinnen met een gele stift te  . . . . . . . .
Mijn mentor gaf het . . . . . . . . . .  om kok te worden. Hij vindt dat dat beroep goed bij mij past.
Ik vergat na een treinreis uit te checken. Nu heb ik bij de NS een . . . . . . ingediend om geld terug te krijgen.
verwijzen
verzoek
ervaren
markeren
advies

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd
A
De docent
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pleonasme =
A
Overtollig woordgebruik
B
De betekenis van een woord wordt herhaald met een of meerdere andere woorden

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tautologie is..
A
Dat kost duur
B
eenzaam en alleen
C
Nooit geen geld
D
witte sneeuw

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een pleonasme?
A
Natte regen
B
Gezellige mensen
C
Lekke bal

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een tautologie
A
ik snoep meestal in de nacht
B
ik drink nooit tijdens het rijden
C
ik eet enkel en alleen friet
D
ik rook meer dan één pakje

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een pleonasme
A
de blauwe bloem
B
het groene gras
C
de rode hoed
D
de zwarte vogel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier een pleonasme?
A
gele kanariepiet
B
mooi boek
C
natte tranen
D
prima start

Slide 33 - Quizvraag

Jullie
Tautologie
timer
0:30
A
blij en verheugd
B
heden en verleden
C
groen gras
D
uren op jou te wachten

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies