3K_ Leesvaardigheid 1 + 2 herhaling

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dinosaurussen

Slide 4 - Quizvraag

Wat in een tekst belangrijk is, noem je ....

Slide 5 - Open vraag

Een tekstdoel is ...
A
het doel dat de lezer heeft met het lezen van de tekst
B
het doel dat in de tekst wordt besproken
C
het doel dat de schrijver heeft met het schrijven van teksten
D
het doel dat de schrijver wil bereiken bij de lezer

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 8 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 9 - Quizvraag

De lay-out van een tekst heeft te maken met
A
het soort taalgebruik
B
hoe de tekst eruit ziet en of er plaatjes zijn
C
het lettertype
D
of er kleur in een tekst is gebruikt of niet

Slide 10 - Quizvraag

Voor welk publiek
is dit?
A
Volwassenen die interesse hebben in soaps
B
Volwassenen die geïnteresserd zijn in sport
C
Kinderen die interesse hebben in het nieuws
D
Volwassenen die het nieuws volgen

Slide 11 - Quizvraag