15A va r. 14

In welke naamval en getal staat:
εἵμασιν (r. 14)
A
acc ev
B
acc mv
C
dat ev
D
dat mv
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare school

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

In welke naamval en getal staat:
εἵμασιν (r. 14)
A
acc ev
B
acc mv
C
dat ev
D
dat mv

Slide 1 - Quizvraag

Welke vorm is ἔρχεσθαι (r. 15)?
A
3e ev ind prae M
B
3e ev ind impf M
C
inf prae M
D
inf aor M

Slide 2 - Quizvraag

Benoem βούλονται (r. 16)

Slide 3 - Open vraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft: τῆς πόλεως (r.16)
A
gen ev v - BwB
B
gen ev m - BwB
C
gen ev v - bvb
D
gen ev v - dvb

Slide 4 - Quizvraag

Welke vorm is δύνασαι (r. 17)?
A
2e ev ind prae M
B
2e ev ind impf M
C
inf prae M
D
inf aor M

Slide 5 - Quizvraag

Naar wie verwijst μοι (r. 17). Noteer de naam.

Slide 6 - Open vraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft: τὸν πατέρα (r.18)
A
nom ev v- Nd
B
acc ev m - LV
C
nom mv o - O
D
acc mv o - LV

Slide 7 - Quizvraag

Benoem ἐξονομῆναι (r 19)

Slide 8 - Open vraag

Naar wie verwijst Οὗτος (r.20)? Noteer de naam

Slide 9 - Open vraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft: πάντα (r. 20)
A
nom ev v- Nd
B
acc ev m - LV
C
nom mv o - O
D
acc mv o - LV

Slide 10 - Quizvraag

Naar wie verwijs αὐτῇ (r.20). Noteer de naam.

Slide 11 - Open vraag

Naar wie verwijs τέκνον ἐμόν (r.21). Noteer de naam.

Slide 12 - Open vraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft ὃ (r. 21)
A
nom ev m- Nd
B
acc ev o - LV
C
acc ev m - BwB
D
acc ev o - BwB

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm is: παραιτεῖ (r.21)?
A
3e ev ind prae A
B
imp ev prae A
C
2e ev ind prae M
D
imp ev prae M

Slide 14 - Quizvraag

Welke vorm is: βούλει (r.22)?
A
3e ev ind prae A
B
imp ev prae A
C
2e ev ind prae M
D
imp ev prae M

Slide 15 - Quizvraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft τὰ εἵματα (r.22)?
A
nom ev v - O
B
acc ev m - Lv
C
nom mv o - nd
D
acc mv o - Lv

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm is: ἔρχου (r.22)?
A
3e ev ind prae A
B
imp ev prae A
C
2e ev ind prae M
D
imp ev prae M

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de betekenis van αὐτὴ in r.23?
A
zij
B
deze
C
zelf
D
dezelfde

Slide 18 - Quizvraag

Welke naamval, getal, geslacht en functie heeft τὸν ποταμὸν (r.24)?
A
nom ev m - O
B
acc ev m - BwB
C
nom ev o - nd
D
acc ev o - Lv

Slide 19 - Quizvraag

Welke dativus is: πεζῇ (r. 24)?
A
MV
B
aanvulling ww
C
causae
D
instrumenti

Slide 20 - Quizvraag

Welke vorm is: καθεύδει (r.25)?
A
3e ev ind prae A
B
imp ev prae A
C
2e ev ind prae M
D
imp ev prae M

Slide 21 - Quizvraag