1hv6 - vr241123

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Regarder
  • Au travail
  • Les devoirs

Doel: in het Frans eten en drinken kunnen bestellen in een restaurant

Slide 2 - Tekstslide

Interroger
  1. l'enfant - het kind
  2. important(e) - belangrijk
  3. chercher - zoeken
  4. beaucoup - veel 
  5. je danse
  6. nous travaillons
  7. vous mangez
  8. tu chantes

Slide 3 - Tekstslide

Corriger ex. 16
Page 72

Slide 4 - Tekstslide

Corriger ex. 16a
  1. demander -> je demande
  2. écouter -> j'écoute
  3. parler -> je parle
  4. trouver -> je trouve 

Slide 5 - Tekstslide

Corriger ex. 16d
  1. je parle / je cherche 
  2. tu parles / tu cherches 
  3. il/elle/on parle / il/elle/on cherche
  4. nous parlons / nous cherchons
  5. vous parlez / vous cherchez 
  6. ils/elles parlent / ils/elles cherchent

Slide 6 - Tekstslide

Corriger ex. 17a
  1. e
  2. e
  3. ez
  4. ons
  5. e
  6. es

Slide 7 - Tekstslide

Corriger ex. 17b
  1. aidez
  2. regarde
  3. demandes
  4. travaillent
  5. oublie

Slide 8 - Tekstslide

Corriger ex. 17c
  1. Isa et Luc travaillent
  2. Luc adore
  3. Nous préférons
  4. Tu aimes
  5. Vous trouvez
  6. Nous demandons

Slide 9 - Tekstslide

Corriger ex. 18a
  1. Tu préfères le café
  2. on adore le café 
  3. nous cherchons la soupe à la tomate

Slide 10 - Tekstslide

Regarder
Ex. 20, 21 et 22

Slide 11 - Tekstslide

9

Slide 12 - Video

00:06
Vertaal: je mange

Slide 13 - Open vraag

00:10
du lait
A
met yoghurt
B
met water
C
met melk
D
met thee

Slide 14 - Quizvraag

00:14
au petit déjeuner
A
bij het ontbijt
B
bij de lunch
C
bij het avondeten
D
als tussendoortje

Slide 15 - Quizvraag

00:19
Vertaal: elle mange

Slide 16 - Open vraag

00:26
c'est délicieux
A
dat is vies
B
dat is heerlijk

Slide 17 - Quizvraag

00:36
on mange
A
ik eet
B
we eten
C
jij eet
D
men eet

Slide 18 - Quizvraag

00:43
Vertaal: il mange

Slide 19 - Open vraag

00:55
Vertaal: nous mangeons

Slide 20 - Open vraag

01:08
Welke dag van de week is 'dimanche?'

Slide 21 - Open vraag

Jeu des verbes
1
je
2
tu
3
il/elle/on
4
nous
5
vous
6
ils/elles
1
demander
2
acheter
3
regarder
4
trouver
5
arriver
6
adorer

Slide 22 - Tekstslide

Les devoirs
Mercredi le 29 novembre

Apprendre: blokje E blz. 92 nf/fn + ww op -er 
Faire: ex. 21 et 22

Slide 23 - Tekstslide