23-3-2022

Heute
  • Wiederholung
  • An die Arbeit 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Wiederholung
  • An die Arbeit 

Slide 1 - Tekstslide

Vul het juiste vraagwoord in: _______ spät ist es?
A
was
B
wer
C
wie
D
wo

Slide 2 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in: ________ kommst du vorbei? - Ich komme um drei Uhr vorbei.
A
wie
B
wer
C
was
D
wann

Slide 3 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in: ______ hat das gemacht? - Anton hat das gemacht.
A
wie
B
wer
C
wo
D
wann

Slide 4 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in: _______ gehst du? - Ich gehe in der Schule.
A
wo
B
woher
C
wohin
D
wann

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord: stehen?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord: tun?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord: regnen?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord: schwimmen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord? Ich ________ nach Spanien.
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord? Er ________ Tennis.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord? Meine Freunde ________ sehr gut.
A
tanze
B
tanzt
C
tanz
D
tanzen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord? Die Lehrerin _______ viele Prüfungen
A
schreib
B
schreibe
C
schreibst
D
schreibt

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de tijd in een complete zin in het Duits op: 10.05

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de tijd in een complete zin in het Duits op: 11.15

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de tijd in een complete zin in het Duits op: 14.30

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de tijd in een complete zin in het Duits op: 15.45

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de tijd in een complete zin in het Duits op: 17.50

Slide 18 - Open vraag

Wie verhindert man, dass man beim Reinspringen Wasser in die Nase bekommt?
Kinn zur Brust ziehen dann kommt weniger Wasser in die Nase. Und auch durch die Nase ausatmen. Das kann man auch erstmal im Trockenen üben.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is neus in het Duits?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent: im Trockenen üben?

Slide 21 - Open vraag

Wie bleibt man beim Tauchen unter Wasser?
Indem man aktiv von der Wasseroberfläche wegschwimmt. Man kann sich auch zu Boden sinken lassen, indem man vor dem Tauchen nicht tief einatmet und dann beim Sinken noch etwas Luft ausatmet. Wenn man ganz tief einatmet, wirkt die Lunge wie ein Luftballon. Und Ballons gehen nicht unter.

Slide 22 - Tekstslide

Waarom kom je niet onder water wanneer je niet uitademt?

Slide 23 - Open vraag

Wie behält man die Augen unter Wasser offen?
Die Augen wollen sich gegen Fremkörper schützen. Sobald etwas auf sie zukommt, gehen die Lider (oogleden) zu. Das gilt auch für Wasser. Man muss den AUgen also ganz bewusst befehlen, dass sie wieder aufgehen. Abtauchen, blinzeln (knipperen met de ogen) wieder auftauchen.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is ogen in het Duits?

Slide 25 - Open vraag

Wat betekent: blinzeln?

Slide 26 - Open vraag

Wie rutscht man schneller?
Auf dem Rücken liegen. Beine übereinanderlegen und dann alle Muskeln anspannen, Hintern hoch. Am schnellsten geht es, wenn nur wenig Körperfläche die Rutsche berührt. Kleine Badehosen sind besser, weil Shorts bremsen.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is: eine Rutsche?

Slide 28 - Open vraag

Waarom zijn kleine zwembroeken beter dan shorts?

Slide 29 - Open vraag