In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Ga vast zitten volgens de plattegrond
Doe je boek alvast open op bladzijde 18-19
Pak je schrift
Slide 1 - Tekstslide
1. De theorie van §2 Onderwerp herhalen.
2. Het huiswerk bespreken.
3. Opdracht 4 maken (kijk- en luisteropdracht).
4. Naar de mediatheek
In deze les gaan we
Slide 2 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.
Slide 3 - Tekstslide
Welk woord is een synoniem voor het woord 'huis'?
A
woonkamer
B
gebouw
C
woning
Slide 4 - Quizvraag
Welke woordraadstrategie gebruik je om achter de betekenis van 'tekengerei' te komen?
Ezra en Dian zoeken naar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan hun schoolopdracht.
A
Synoniem
B
Omschrijving
C
Voorbeeld
Slide 5 - Quizvraag
Welke woordraadstrategie gebruik je om achter de betekenis van 'hardnekkig' te komen?
Mijn broer houdt de waarheid koppig vol, hij houdt vast aan wat hij gezegd heeft.
A
Synoniem
B
Omschrijving
C
Voorbeeld
Slide 6 - Quizvraag
§2 Onderwerp
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kun je in een paar woorden omschrijven.
Slide 7 - Tekstslide
Om het onderwerp van een tekst te vinden
Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Dat is voor het onderwerp niet nodig. Je kunt de tekst dan ook oriënterend lezen.
Oriënterend lezen
Slide 8 - Tekstslide
Om het onderwerp van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst oriënterend:
Bekijk de tekst
Wat is de titel?
Wat laten de afbeeldingen zien?
Wat vertellen de tussenkopjes?
Zijn er opvallende woorden?
Worden bepaalde woorden vaak gebruikt?
Lees de eerste alinea van de tekst.
Oriënterend lezen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Het huiswerk
§2 Onderwerp
Opdracht 3 en opdracht 5
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht 4
Slide 12 - Tekstslide
Oefenen
H1 Meer dan Lezen
§2: Onderwerp
Bladzijde 19
Opdracht 6
Deze opdracht maken we samen
waar?
wat?
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
6.2
Slide 15 - Tekstslide
1.1 Onbekende woorden
1.2 Onderwerp
1.3 Hoofdgedachte
1.4 Tekstdoelen en -soorten
1.5 Inleiding, middenstuk, slot
1.6 Deelonderwerpen
1.7 Stppenplan lezen
1.8 Meer Lezen
Waaruit bestaat de cursus
Meer dan Lezen?
Slide 16 - Tekstslide
Het belangrijkste van een een tekst of programma in één zin
Om het onderwerp (§2) te vinden, moet je een tekst oriënterend lezen.
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden, moet je precies lezen.
Je leest dan helemaal van de eerste zin tot en met de laatste zin.
Hoofgedachte
Slide 17 - Tekstslide
Om de hoofdgedachte van een tekst te vinden
Zo lees je een tekst precies:
Bepaal het onderwerp van de tekst: waar gaat de tekst over?
Lees de tekst helemaal,
Markeer woorden die je vaak tegen komt.
Kijk aan het begin en het eind van de tekst of de hoofdgedachte daar al staat.
Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Precies lezen
Slide 18 - Tekstslide
Oefenen
H1 Meer dan Lezen
§3: Hoofdgedachte
Bladzijde 21-22
Opdracht 1
Deze opdracht maken we samen, daarna ga je zelfstandig verder met opdracht 2 en 3.
waar?
wat?
Slide 19 - Tekstslide
Oefenen
H1 Meer dan Lezen
§3: Hoofdgedachte
Bladzijde 21-23
Opdracht 1, 2 en 3
Ben je snel klaar? Oefen dan nog even voor het SO over cursus 6: Formuleren.
waar?
wat?
Slide 20 - Tekstslide
Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:
Hoe je een tekst oriënterend leest.
Wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Hoe je zo'n hoofdgedachte kunt herkennen door precies te lezen.
Slide 21 - Tekstslide
De lesdoelen
Je kunt een tekst oriënterend lezen en zo het onderwerp van een tekst bepalen.
Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Je kunt de hoofdgedachte van een tekst herkennen door precies te lezen.