vakantie

vakantie
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 2-4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 18 min

Onderdelen in deze les

vakantie

Slide 1 - Tekstslide

De kinderen _______________ twee weken vakantie.
A
hebben
B
zijn
C
is heeft
D
ben

Slide 2 - Quizvraag

Je gaat op vakantie naar het buitenland. Wat MOET je meenemen?

A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

In de vakantie hoef je niet vroeg op. Hoe heet het wat je dan kan doen?

A
uitlaten
B
uitslapen
C
uitgaan

Slide 4 - Quizvraag

____________ dagen hebben we vakantie?
Welk vraagwoord kies je?
A
Hoeveel
B
Wie
C
Wat
D
Wanneer

Slide 5 - Quizvraag

In maart zetten we de klok een uur vooruit. Dan begint de zomer...........
43
A
tijd
B
vakantie
C
klok
D
zon

Slide 6 - Quizvraag

in oktober is de ...... vakantie en zijn we vrij
A
herfst
B
kerst
C
zomer
D
mei

Slide 7 - Quizvraag

Ik ga op vakantie.
Ik ben...
A
blij
B
boos
C
bang
D
verdrietig

Slide 8 - Quizvraag

welk woord is goed geschreven
A
vakantjie
B
faacantie
C
vakantie
D
facantie

Slide 9 - Quizvraag

Welke vakantie is het langst?
A
Herfstvakantie
B
Zomervakantie
C
Meivakantie
D
Kerstvakantie

Slide 10 - Quizvraag