Leesvaardigheid 4V - RSN H1 en 2 samenvatting

1 / 36
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

1.1 leesstrategieën
Zes leesstrategieën:
  1. oriënterend lezen: is de tekst bruikbaar/interessant?
  2. globaal lezen: deelonderwerpen vaststellen
  3. intensief lezen: tekst helemaal goed begrijpen
  4. zoekend lezen: op zoek naar specifieke informatie
  5. kritisch lezen: betrouwbaarheid vaststellen
  6. studerend lezen: inhoud onthouden

Slide 2 - Tekstslide

1.2 schrijfdoel
Wat wil de schrijver bereiken met zijn tekst? → schrijfdoel
5 schrijfdoelen:
  • informeren/uiteenzetten
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren (komt zelden voor bij zakelijke teksten)
  • amuseren (komt bijna nooit voor bij zakelijke teksten, hooguit als subdoel)

Slide 3 - Tekstslide

1.2 schrijfdoelen

  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
1.3 tekstsoorten

  • uiteenzetting
  • beschouwing
  • betoog
  • reclamefolder

Slide 4 - Tekstslide

1.3 tekstsoorten

  • informeren: uiteenzetting, handleiding, bijsluiter, nieuwsbericht, etc.
  • opiniëren: beschouwing, discussiestuk, recensie, etc.
  • overtuigen: betoog, ingezonden brief, column, etc.
  • activeren: reclamefolder, brochure, direct mail, etc.

Slide 5 - Tekstslide

1.4 Publiek
Om een schrijfdoel te bereiken houdt een schrijver rekening met z'n publiek. Het bedoelde publiek kun je zien aan:
  • onderwerp
  • inhoud
  • bron
  • taalgebruik (zinslengte en woordgebruik)
  • toon (aanspreekvorm)
  • lay-out

Slide 6 - Tekstslide

opdr. 5 blz. 20-21

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

2.1 De indeling van een tekst
inleiding -  middenstuk - slot
actualiteit
geschiedenis
anekdote
voorbeeld
lezersbelang




Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

2.2 Tekststructuren
  1. argumentatiestructuur (betoog)
  2. aspectenstructuur (uiteenzetting)
  3. probleem/oplossingstructuur (uiteenz, besch, betoog)
  4. verklaringsstructuur (uiteenzetting)
  5.  verleden/ heden/ toekomststructuur (uiteenzetting)
  6. voor- en nadelenstructuur (beschouwing, betoog)
  7. vraag/ antwoordstructuur (uiteenz, beschouwing, betoog)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Maak opdracht 2 blz 28
in stilte!

- je mag oortjes in -

Slide 14 - Tekstslide

3. De alinea
Doel van de les: 
Aan het einde van de les heb je opgefrist waar je de kernzinnen kunt vinden en kan je de kernzinnen gebruiken bij het beantwoorden van de vragen. 


Slide 15 - Tekstslide

3. De Alinea
  1. Wat is een kernzin?
  2. Waar vind je de kernzin?
  3. Wat staat er vóór of na de kernzin?

Slide 16 - Tekstslide

Kernzinnen
  • Maak opdracht 3 blz. 33-36 in viertallen. 
  • Elke groep schrijft de antwoorden op een blaadje en levert dat aan het einde van de les in. 
  •        --> Vraag 10 hoeft niet.

Slide 17 - Tekstslide

4. Tekstverbanden

  1. Wat zijn signaalwoorden?
  2. Wat zijn tekstverbanden?

--> Belangrijk voor het gpw: leer blz. 37 uit je hoofd.

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken opdr. kernzinnen
  • Geef het blaadje van jouw groepje aan het volgende groepje (met de klok mee).
  • Kijk het werk van een ander groepje na.
  • Bekijk vervolgens met jouw groepje het nagekeken werk.
  • Stel vragen aan mij. 

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden

Maak opdracht 4.1 en 4.3

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden

opdracht 4
1. (het nut van) een slecht humeur

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

schrijfdoelen

  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren
tekstsoorten

  • uiteenzetting
  • beschouwing
  • betoog
  • reclamefolder

Slide 28 - Tekstslide

Meer voorbeelden van tekstsoorten

  • informeren: uiteenzetting, handleiding, bijsluiter, nieuwsbericht, etc.
  • opiniëren: beschouwing, discussiestuk, recensie, etc.
  • overtuigen: betoog, ingezonden brief, column, etc.
  • activeren: reclamefolder, brochure, direct mail, etc.

Slide 29 - Tekstslide

Publiek
Om een schrijfdoel te bereiken houdt een schrijver rekening met z'n publiek. Het bedoelde publiek kun je zien aan:
  • onderwerp
  • inhoud
  • bron
  • taalgebruik (zinslengte en woordgebruik)
  • toon (aanspreekvorm)
  • lay-out

Slide 30 - Tekstslide

Tekstopbouw

inleiding - middenstuk - slot

Slide 31 - Tekstslide

Tekststructuren
  1. argumentatiestructuur (betoog)
  2. aspectenstructuur (uiteenzetting)
  3. probleem/oplossingstructuur (uiteenz, besch, betoog)
  4. verklaringsstructuur (uiteenzetting)
  5.  verleden/ heden/ toekomststructuur (uiteenzetting)
  6. voor- en nadelenstructuur (beschouwing, betoog)
  7. vraag/ antwoordstructuur (uiteenz, beschouwing, betoog)

Slide 32 - Tekstslide

Kernzinnen, signaalwoorden & teksverbanden

  1. Wat is een kernzin?
  2. Waar vind je de kernzin?
  3. Wat staat er vóór of na de kernzin?
  4. Wat zijn signaalwoorden?
  5. Wat zijn tekstverbanden?
--> Belangrijk voor het gpw: leer blz. 37 uit je hoofd.

Slide 33 - Tekstslide

Zelfstandig werken
oefen-gpw = opdr. 5 blz. 40-43 

Vraag 10 mag je overslaan, want die zit niet in een echt gpw.


Slide 34 - Tekstslide

Oefenen met tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 35 - Tekstslide

Oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 36 - Tekstslide