If / When

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

if or when ?

Slide 2 - Tekstslide

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 3 - Quizvraag

My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when

Slide 4 - Quizvraag

I'm going to London. I'll phone you (if/when) I get back.
A
if
B
when

Slide 5 - Quizvraag

We'll catch the train (if/when) we leave immediately.
A
if
B
when

Slide 6 - Quizvraag

Press this button ... the door doesn't open
A
if
B
when

Slide 7 - Quizvraag

You'll understand what I mean ___ you're older
A
if
B
when

Slide 8 - Quizvraag

1. (if/when) it rains tomorrow, we will not have a picnic.

Slide 9 - Open vraag

2. I am going to London. I will phone you (if/when)
I get back.

Slide 10 - Open vraag

3. We will catch the train (if/when)
we leave immediately.

Slide 11 - Open vraag

Uitleg
If gebruik je om aan te geven dat iets misschien zal gebeuren.
Will you go home early if it snows later?

When gebruik je om aan te geven dat iets vrijwel zeker zal gebeuren.
Will you go home early when it snows later?

Slide 12 - Tekstslide

Exercise 2
Choose if or when and put the verb in the correct form.
Type the whole sentence

10 sentences

Slide 13 - Tekstslide

1. I will come to you (if/when) I
(leave) school early.

Slide 14 - Open vraag

2. The train will depart without waiting
(if/when)we (arrive) late at the train station.

Slide 15 - Open vraag

3. (if/when) he (not/made) his mind yet, we will just go without him.

Slide 16 - Open vraag

4. (if/when) your brother
(return) from vacation, we can go fishing.

Slide 17 - Open vraag

5. (if/when) I (be) ready, I will let you know.

Slide 18 - Open vraag

6. (if/when) you do not stop crying, I
(not/tell) you what we are doing tomorrow.

Slide 19 - Open vraag

check:
Wanneer gebruik je 'when'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om iets te eisen
C
om een voorwaarde te stellen
D
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren

Slide 20 - Quizvraag

Check:
Wanneer gebruik je 'if'?
A
als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren
B
om een voorwaarde aan te geven
C
als je zeker weet dat iets gaat gebeuren
D
om iets te eisen

Slide 21 - Quizvraag