Verslag schrijven

Onthoud deze 10 woorden
Fiets
Afrika
Citroen
Zwemmen
Lesplanning
Deurbel
Boek
Leeuw
Tafel
Stift

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Onthoud deze 10 woorden
Fiets
Afrika
Citroen
Zwemmen
Lesplanning
Deurbel
Boek
Leeuw
Tafel
Stift

Slide 1 - Tekstslide

Verslag
Verslag
Document waarin handelingen of bevindingen in de vorm van een doorlopende tekst of als chronologische handelingen worden vastgelegd. 

Slide 2 - Tekstslide

Welke onderdelen horen in een verslag te staan?

Slide 3 - Open vraag

Indeling van een verslag of werkstuk
Titelblad / voorblad
Voorwoord
Inhoudsopgave
Inleiding
(Kern)
Conclusie / Samenvatting / Evaluatie
Bronvermelding (APA)



Slide 4 - Tekstslide

Wat staat er op het voorblad /titelblad?
A
inhoudsopgave, voorwoord, inleiding
B
titel, persoonsgegevens, foto's of illustraties
C
titel, inhoudsopgave, voorwoord, illustraties
D
persoonsgegevens, inhoudsopgave, inleiding

Slide 5 - Quizvraag

welke persoongegevens zet je op je voorblad?
A
naam, studentennummer, vak, docent, datum
B
naam, adres, woonplaats studentennummer, datum

Slide 6 - Quizvraag

Open allemaal een nieuw/ leeg Word bestand
We gaan gezamenlijk een leeg verslag opbouwen

Slide 7 - Tekstslide

De start 
Begin met een voorblad 





Wat staat er op je voorblad?

Slide 8 - Tekstslide

Voorblad
  • Naam van het verslag/rapport
  • Naam van de student
  • Studentnummer
  • Opleiding
  • Klas
  • Naam school 
  • Naam docent
  • Datum van inleveren/afronding van het verslag
  • Eventueel mailadres

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voorwoord en een inleiding? Twee antwoorden zijn juist.
A
In een inleiding introduceer je jezelf
B
In een inleiding vertel je over de opbouw van je verslag
C
In een voorwoord introduceer je jezelf
D
In een voorwoord vertel je over de opbouw van je verslag

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een voorwoord en een inleiding? 
Het voorwoord is het eerste stuk tekst dat de lezer te zien krijgt. Dit komt direct na het titelblad. Sommige mensen verwarren het voorwoord met de inleiding. Belangrijk hierbij is dat de inleiding vaak meer inhoudelijk is en het voorwoord persoonlijk. In het voorwoord maakt de lezer kennis met de schrijver, in de inleiding maakt de lezer kennis met de inhoud.

Slide 11 - Tekstslide

Inleiding
  • Hier omschrijf je kort de opdracht die is gegeven
  • Hier omschrijf je wat de inhoud van het verslag is
  • Wat je uit hebt gevoerd in het verslag
  • Voor wie is het verslag geschreven? (nooit je docent!) 
  • En hoe je aan de informatie bent gekomen voor het verslag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voorwoord 
Een voorwoord is een persoonlijke tekst waarin de lezer jou als persoon leert kennen. Ook is het voorwoord dé plek om dank te betuigen richting de personen die jou hebben geholpen bij het schrijven van het verslag.  Een goed voorbeeld bestaat uit de volgende onderdelen:
Vertel welke opleiding je volgt en waarom je het verslag schrijft. 
- Voor wie is het verslag geschreven, voor welk vak
- Zijn er mensen die jou geholpen hebben, die je wil bedanken?
- Hoe ging je onderzoek? 
- Waarom gingen dingen goed, of juist niet?  
- Waarom vond je het leuk om aan dit verslag te werken? (blijf altijd positief!) 
  • 1/3 A4

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Waarom een inhoudsopgave?
- Geeft overzicht
- Directe linkjes naar de hoofdstukken
- Alle onderdelen horen in de inhoudsopgave, dus (genummerde) hoofdstukken, maar ook inleiding, samenvatting, conclusie bronnenlijst en bijlagen

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je een inhoudsopgave?


Het kan automatisch, maar dan wel de juiste opbouw gebruiken


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Paginanummering
Een verslag heeft altijd een paginanummering. Je begint bij het voorblad, maar je laat de nummering pas zien vanaf de inleiding

Slide 19 - Tekstslide

Inhoud verslag
Kop 1
Kop 2 
afbeeldingen 
schrijfstijl

Slide 20 - Tekstslide

Taalgebruik
Weet wie je lezers zijn
Houd het zakelijk en kort (actieve schrijfstijl) 
Let op hoofdletters, interpunctie, spelling
Noem geen namen (persoonsgegevns)
Wees duidelijk



Slide 21 - Tekstslide

Bronvermelding 
en gebruik ChatGPT (verklaring) 

Slide 22 - Tekstslide

Waarom is bronvermelding belangrijk?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Ik vroeg je aan het begin van de les om 10 woorden te onthouden. Welke woorden weet je nog?

Slide 25 - Open vraag

Onthoud deze 10 woorden
Fiets
Afrika
Citroen
Zwemmen
Lesplanning
Deurbel
Boek
Leeuw
Tafel
Stift

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat weet je nu van verslagen schrijven?

Slide 30 - Open vraag

Belangrijk 
Betrouwbaarheid - alles wat je schrijft moet waar zijn.
Volledigheid- Alle gegevens die van belang zijn moeten vermeld worden. Er mogen geen gegevens achter gehouden worden.
Objectiviteit (afhankelijk van het onderdeel) 
Controleerbaarheid- resultaten moeten door de lezer gecontroleerd kunnen worden. Ieder citaat, afbeelding.. Bronvermelding is dus heel belangrijk. 




Slide 31 - Tekstslide

Welke eisen gelden voor het resultaat van je verslag?
A
betrouwbaarheid
B
volledigheid
C
objectief
D
controleerbaar

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het nut van evalueren ?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Onthoud deze 10 woorden
Fiets
Afrika
Citroen
Zwemmen
Lesplanning
Deurbel
Boek
Leeuw
Tafel
Stift

Slide 36 - Tekstslide