1. My brothershave playedpokerevery nightin the living room
2. The dogbarks at the man every dayin the store
3. Ron and Hermioneare runningto Harry Potterin the middle of the nightin the castle
Slide 2 - Tekstslide
Woordvolgorde
at nine o'clock / out of the garage / in the morning / drives / his car / he
he / to town / after breakfast / Mrs Hodges / takes
a parking place / near the shops / they / find
in a garage / Mr Hodges / his car / parks
fly / with my parents / to Florida / I / in winter
Slide 3 - Tekstslide
Woordvolgorde
Wiedoetwat waar en wanneer
1. He drives his carout of the garageat nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodgesparkshis carin a garage
5. Iflywithmy parents to Florida in winter
Slide 4 - Tekstslide
Voorzetsels
Zoek alle voorzetsels in deze zinnen!
1. He drives his car out of the garage at nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodges parks his car in a garage
5. I fly with my parents to Florida in winter
Slide 5 - Tekstslide
Voorzetsels: Antwoorden
Zoek alle voorzetsels in deze zinnen!
1. He drives his car out of the garage at nine o'clock in the morning
2. He takes Mrs Hodges to town after breakfast
3. They find a parking place near the shops
4. Mr Hodges parks his car in a garage
5. I fly with my parents to Florida in winter
Slide 6 - Tekstslide
Prepositions
Voorzetsels, of prepositions, in het Engels zijn woorden die een relatie van tijd, richting, plaats en ruimtelijke relatie aangeven.
Voorzetsels in het Engels zijn ontzettend idiomatisch, dat betekend dat ze uniek zijn aan die taal. Daarom zijn ze erg moeilijk letterlijk te vertalen naar het Nederlands.
Het handigste is dan ook om de voorzetsels bij de meest gebruikte zinnen te leren.
Slide 7 - Tekstslide
Soorten voorzetsels
Zoals ik al zei zijn er verschillende soorten voorzetsels:
Prepositions of Direction
Prepositions of Time
Prepositions of Place
Prepositions of Location
Prepositions of Spatial relationships
We lopen er doorheen!
Slide 8 - Tekstslide
Prepositions of Direction
Dit zijn voorzetsels die een richting aangeven.
Zoals:
Ik ga naar de stad!
Die hebben we natuurlijk ook in het Engels !
Slide 9 - Tekstslide
Prepositions of Direction
Engels
Uitspraak
Nederlands
To
toe
Geeft een beweging naar iets aan
In
ihn
Geeft een beweging naar binnen aan
On
Ohn
Geeft een beweging over iets heen
Slide 10 - Tekstslide
Prepositions of Direction
1. I am going tothe store
2. Welcome to my house! Come in.
3. Drive on the grass and park the car there
Slide 11 - Tekstslide
Prepositions of Direction
Een combinatie die we hebben is het combineren van "in" en "on" met "to":
into -> geeft een voorwaartse beweging en een beweging naar binnen aan
Onto -> geeft een voorwaartse beweging en een beweging over iets heen aan.
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeelden
I drove the car into the garage
I kicked the ball onto the roof
Slide 13 - Tekstslide
Oefening 1
Translate the following sentences:
Ik ga naar de winkel!
Welkom! Kom binnen!
Het is niet toegestaan om over het gras te lopen
Slide 14 - Tekstslide
Oefening 2
Think of two sentences where you use two different prepositions of direction!
Je mag de zinnen helemaal zelf bedenken.
Slide 15 - Tekstslide
Prepositions of Time
Voorzetsels van tijd geven aan wanneer iets plaatsvind, plaats heeft gevonden óf gaat plaatsvinden.
Hier zitten wat regels aan vast!
Slide 16 - Tekstslide
Prepositions of Time
Voor dagdelen, maanden, jaren en seizoenen gebruiken we het voorzetsel "in"
1. he reads in the evening
2. The weather is cold in December
3. She was born in 1996
4. we rake leaves in the fall
Slide 17 - Tekstslide
Prepositions of Time
Voor specifieke tijden of dagdelen zoals noon, night and midnight gebruiken we "at"
1. I go to work at 08:00
2. He eats lunch at Noon
3. She often goes for a walk at night
4. They go to bed at midnight
Slide 18 - Tekstslide
Prepositions of Time
Voor dagen gebruiken we "on"
1. I work on Saturdays 2. He does the dishes on Wednesdays
Slide 19 - Tekstslide
Prepositions of Time
Voor langere periodes van tijd zijn er wat meer voorbeelden.
Since, for, during, from....to, from...until, with, within
Die laten we voor nu eventjes; maar ze geven dus een langere periode van tijd aan
Slide 20 - Tekstslide
Oefening 3
Translate the following sentences:
Ik werk niet op zondagen.
Mijn werk begint om acht uur 's ochtends.
Het is koud in December.
Slide 21 - Tekstslide
Oefening 4
Think of two sentences using different prepositions of time!
Je mag je eigen zinnen bedenken!
Slide 22 - Tekstslide
Prepositions of Place
Voorzetsels van plaats geven , logischerwijs, een plaats aan.
Deze voorzetsels hebben wat minder gestructureerde regels dan die van tijd.
Slide 23 - Tekstslide
Prepositions of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
In
ihn
in een specifieke ruimte
At
eht
Op ongeveer die plek
On
ohn
Het ligt op het oppervlak
Inside
ihn-sahjd
in een ingesloten ruimte
Slide 24 - Tekstslide
Prepositions of Place
We can meet in the lunchroom
She was waiting at the corner
He left his phone on the bed
Place the pen inside the drawer
Slide 25 - Tekstslide
Prepositions of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
Over
óvuhr
Ergens over heen
Above
ah-bohv
Ergens boven
Below
buh-lów
Ergens onder (formeel)
Beneath
buh-nieth
Ergens onder (formeel)
Under
uhn-duhr
Onder
Underneath
nieth
Onder (formeel)
Slide 26 - Tekstslide
Prepositions of Place
The bird flew over the house.
The plates were on the shelf above the cups.
Basements are dug below ground.
There is hard wood beneath the carpet.
The squirrel hid the nuts under a pile of leaves.
The cat is hiding underneath the box.
Slide 27 - Tekstslide
Preposition of Place
Engels
Uitspraak
Nederlands
By
Baj
ergens in de buurt/bij
Near
nihr
In de buurt/ dichtbij
Next to
nehk-st toe
Naast
Between
bie-twien
Tussen
Among
uh-mohng
te midden van
Opposite
oh-pó-ziht
Tegenover
Slide 28 - Tekstslide
Prepositions of Place
The gas station is by the grocery store.
The park is near her house.
Park your bike next to the garage.
There is a deer between the two trees.
There is a purple flower among the weeds.
The garage is opposite the house.
Slide 29 - Tekstslide
Oefening 5
Translate the following sentences:
De leraar is in het klaslokaal.
Het boek ligt op de tafel.
de man woont in het huis boven het mijne
Mijn vriendin woont bij mij in de buurt
Ik zit vast tussen een rots en een harde plek
Slide 30 - Tekstslide
Oefening 6
Think of two sentences using prepositions of place.