Schrijf in de alinea's de zinnen achter elkaar door. Met een witregel eindig je een alinea.
In het Nederlands gebruik je kleine letters voor de dagen en maanden.
Wissel af met betekenissen van woorden. ► ken uw synoniemen: ook → tevens. Toen → daarna, vervolgens. Hetzelfde geldt voor signaalwoorden: wissel af.
Zet je signaalwoorden in het midden van de zin, niet aan het begin. Komma ervóór, klaar.
'Hun' als onderwerp is een megafout. Begin je zin met 'zij'. Middenin de zin:
'hen' met een voorzetsel ervoor.