Hst 3.2 Hoeveel levert het op. Aangepast

H3.2 hoeveel levert het op.
Leerdoelen:
  • Ik kan de bruto en nettowinst berekenen.
  • Ik kan een verkoopprijs en consumentenprijs berekenen.
  • Ik kan uitleggen wat arbeidsproductiviteit is.

Proces:
Ik kan de stof van hoofdstuk 3 op mijn eigen manier leren.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.2 hoeveel levert het op.
Leerdoelen:
  • Ik kan de bruto en nettowinst berekenen.
  • Ik kan een verkoopprijs en consumentenprijs berekenen.
  • Ik kan uitleggen wat arbeidsproductiviteit is.

Proces:
Ik kan de stof van hoofdstuk 3 op mijn eigen manier leren.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

3.2 Hoeveel levert het op? (deel 1)
Nettoresultaat
De brutowinst min de bedrijfskosten. Let op: dit kan nettowinst of nettoverlies zijn.
Brutowinst - bedrijfskosten
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Bedrijfskosten -
  • =Nettoresultaat
Let op: 
Alles zonder BTW! Schrijf dit schema op in schrift!!

Slide 3 - Tekstslide

Bereken het nettoresultaat met de onderstaande gegevens
omzet= €11.500 inkoopwaarde= €7.000 bedrijfskosten= €3.000

Slide 4 - Open vraag

Bereken de verkoopprijs van deze broek
inkoopprijs= €25,90 en brutowinstopslag= 85%
A
€47,92
B
€30,00
C
€52,95
D
€48,00

Slide 5 - Quizvraag

BTW berekenen bij de verkoopprijs moet nog BTW op om bij de consumentenprijs te komen.
de verkoopprijs is €25,00 en btw 21% . Bereken de consumentenprijs.

Slide 6 - Open vraag

Wat bedoelen we met arbeidsproductiviteit? zie boek blz. 79
A
hoeveel de werknemers samen maken binnen bepaalde tijd
B
dat is de productie per werknemer in een bepaalde tijd
C
wat machines maken in bepaalde tijd
D
arbeidsverdeling

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 9a: Sita verkoopt deze 1750 boeketten voor gemiddeld €8,50 per stuk. De inkoopwaarde ervan bedrag €9.680. De bedrijfskosten waren deze maand €5.778. Bereken het nettoresultaat. Zet erbij of het een nettowinst of nettoverlies is.

Slide 8 - Open vraag

Vraag 7: Mitt koopt een machine voor €11.300. De machine moet 4 jaar meegaan en is dan nog €4.200 waard. Bereken de afschrijvingen per jaar.

Slide 9 - Open vraag

Vraag 19: Levensmiddelen vallen onder het lage btw tarief van 6%. Zo blijven basisbehoeften voor iedereen toegankelijk. bereken wat een kar vol boodschappen van €75 (inclusief btw) had gekost als de btw 21% was geweest.

Slide 10 - Open vraag

Door scholing kan een bedrijf de ... verhogen. Wat moet op de puntjes komen?
A
productiecapaciteit
B
arbeidsproductiviteit

Slide 11 - Quizvraag

Om het nettoresultaat te berekenen haal ik van de brutowinst de inkoopkosten af.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 13 - Quizvraag

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
nettowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde

Slide 14 - Quizvraag

Hoe bereken je de nettowinst?
A
brutowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
bedrijfskosten - brutowinst
D
brutowinst - inkoopwaarde

Slide 15 - Quizvraag