Meervoud begin / uitleg

Meervoud
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Klinkers?

Slide 2 - Woordweb

Medeklinkers?

Slide 3 - Woordweb

Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud

Let op: lidwoord altijd DE.
Het meisje --> de meisjes

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud met -en
Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden
Je maakt het meervoud vaak met -en

Slide 5 - Tekstslide

Let op woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden
Heeft het enkelvoud een klinker met daarna één medeklinker?
Je schrijft het meervoud met twee medeklinkers.
Het enkelvoud en het meervoud hebben een korte klank. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van bord?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van taart?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het meervoud van kip?

Slide 9 - Open vraag

Been - benen
Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Eén klinker gaat weg in het meervoud. Het enkelvoud en het meervoud hebben een lange klank.
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen 

Slide 10 - Tekstslide

Let op! Heeft het enkelvoud twee klinkers of een ij ?
- Is de laatste letter een F ? Je schrijft het meervoud met een V.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven 

- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een z :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van brief?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meervoud van straat?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meervoud van doos?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meervoud van school?

Slide 15 - Open vraag

Dokter - dokters
Soms maak je het meervoud anders. Heeft een woord twee of meer lettergrepen? Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meervoud van vinger?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meervoud van ijsje?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meervoud van badkamer?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het meervoud van oven?

Slide 21 - Open vraag

Hebben jullie nog vragen?

Slide 22 - Open vraag