In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
H1 en H3 voorbereiding toets
Pak je device en rekenmachine
Slide 1 - Tekstslide
Pim moet €6000 reserveren in twee jaar. Hoeveel moet hij per maand reserveren?
Slide 2 - Open vraag
Planning
- Herhaling h1 en h3
- Theorie en vragen
- Zelf leren, oefenen, samenvatting maken etc
- Veel rekenen in de toets, oefen en kijk na
Slide 3 - Tekstslide
Reserveren
Slide 4 - Tekstslide
Per maand verdient een werknemer van 18 jaar €505,45. Wat verdient deze werknemer per week?
A
126,36
B
116,64
C
3,15
D
112,32
Slide 5 - Quizvraag
Omrekenen: week/ maand/ jaar/ kwartaal
Slide 6 - Tekstslide
Een HP laptop kost bij Coolblue € 529. Bij Bol.com kost dezelfde laptop € 499. Bereken hoeveel procent de laptop bij Coolblue [duurder] is dan bij Bol.com.
Een prijsverschil in procenten berekenen
(nieuw - oud) : oud x 100
Let op! Als je prijzen moet vergelijken tussen winkels, kijk dan naar de vraagstelling. Moet je uitrekenen hoeveel iets duurder is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een positief getal zijn. Moet je uitrekenen hoeveel iets goedkoper is? Dan moet de uitkomst van nieuw - oud een negatief getal zijn.
Slide 7 - Open vraag
Verandering in %
Of
Of verhoudingstabel
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93
Slide 9 - Quizvraag
Patatprijs 2020 €3,10 indexcijfer 100 2021 €3,60 indexcijfer ? Bereken het indexcijfer van 2021
Slide 10 - Open vraag
Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
Formule indexcijfer:
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.
Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer
Slide 12 - Quizvraag
Marktingmix
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
Slide 14 - Tekstslide
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 15 - Sleepvraag
Je koopt een brood bij de supermarkt. Welke geldfunctie hoort hierbij?
Slide 16 - Open vraag
Hoe gebruik je geld?
De manier waarop je geld kunt gebruiken noem je geldfuncties.
Er zijn 3 geldfuncties;
1. Ruilmidden
2. Rekenmiddel en
3. Spaarmiddel.
Slide 17 - Tekstslide
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Uitgaven die je met regelmaat moet betalen
Uitgaven die je niet vaak en niet met regelmaat doet
Dagelijkse uitgaven
Slide 18 - Sleepvraag
Oud saldo: € 15,82 Ontvangen: € 6,18 Betaald: € 25,00 Wat is je nieuwe saldo?
Slide 19 - Open vraag
negatief/positief, dus een debet/credit saldo
Slide 20 - Tekstslide
Vergelijk de gewone spaarrekening van LeasePlan Bank met het spaardeposito met een looptijd van 5 jaar van diezelfde bank. Je spaart € 7.500.
Bereken hoeveel euro rente je per jaar méér ontvangt op het spaardeposito dan op de gewone spaarrekening.
Slide 21 - Open vraag
Samengestelde rente na 2 jaar sparen: €1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€1040,10
B
€1040,20
C
€1040,30
D
€1040,40
Slide 22 - Quizvraag
Samengestelde rente
Samengestelde rente
Samengestelde rente
Slide 23 - Tekstslide
Berekenen de kredietkosten voor de SNS
Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Kredietkosten =
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Slide 24 - Open vraag
Kredietkosen
kredietkosten- zijn de kosten die je maakt over een lening.
Slide 25 - Tekstslide
Laura wil met een stel vriendinnen een week op vakantie in Turkije.
Ze gaat daarom euro’s omwisselen in lira’s. Ze krijgt 1974 lira (TIP: bereken hoeveel euro ze hiervoor heeft betaald). Bij terugkomst heeft ze nog 125 Turkse lira’s over. Ze wisselt die bij de bank weer in voor euro's.
Bereken hoeveel euro de vakantie voor Laura in totaal heeft gekost. Schrijf je berekening ook op! Reken met de volgende koersen: €1. U koopt U verkoopt