Les 21 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les 21 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen

Zelf oefenen

Cursus 5 - Grammatica §6 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Wat: Maak van § 6 opdracht 1 t/m 3 (blz. 214-215)

Hoe:  Zelfstandig in je schrift.

Hulp: Theorie uit je boek, docent.

Tijd: 15 min.

Uitkomst: Geoefend met persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Klaar?

Lezen in je leesboek of ander huiswerk

Hallo 1vhtb

Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek

Wat gaan we doen vandaag?

• lezen
• afmaken §6
• Wat weet je al?
• Uitleg verbanden tussen zinnen
• Zelfstandig werken
• Afsluiting
  

Nakijken §6 p.215

p. 215

p. 215

Hallo 1vhtb

Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek

Wat gaan we doen vandaag?

• Wat weet je al?
• Uitleg verbanden tussen zinnen
• Zelfstandig werken
• Afsluiting
  

Wat weet je al?

Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent vandaag.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.

Wat weet je al?

Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent.

Michiel wil vandaag niet zwemmen, want het regent.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.

Wat weet je al?

Hoe zou je van deze twee zinnen één zin maken?

Michel wil vandaag niet zwemmen. Het regent.

Michiel wil vandaag niet zwemmen, want het regent.

Saaba houdt van popmuziek. Majda houdt juist van hardrock.

Saaba houdt van popmuziek, maar Majda houdt juist van hardrock.

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken

Verbanden tussen zinnen

Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.

Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn kamer niet opgeruimd, omdat ik het te druk had met leren.

omdat = signaalwoord

Verband dat wordt gegeven is de reden waarom iets niet is gebeurt.

Verbanden tussen zinnen

Er zijn verschillende soorten verbanden, zie bijvoorbeeld de volgende zinnen:

-In mijn vrije tijd ga ik vaak voetballen, verder schaats ik ook in de winter en daarnaast rijd ik paard.

verder, en, daarnaast = signaalwoord

Verband dat deze woorden aangeven is een opsomming

-Ik heb mijn kamer niet opgeruimd, omdat ik het te druk had met leren.

omdat = signaalwoord

Verband dat wordt gegeven is de reden waarom iets niet is gebeurt.

Zo leg je verbanden tussen (delen van) zinnen in een tekst (schema p. 232)

§2 Verbanden tussen zinnen

Pak het blad met tekst 1. We gaan samen een opdracht maken over tekst 1.

Tekst 1 

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welke drie woordgroepen geven een tijdsverloop aan?

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welke drie woordgroepen geven een tijdsverloop aan?

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welk woord geeft een tegenstelling aan?

Welk woord geeft een tegenstelling aan?

• maar
•  In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen.

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welk verband geeft het woord door in zin d aan?

Welk verband geeft het woord door in zin d aan?

• oorzaak(/gevolg)

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welk verband is er tussen zin e en zin f? Aan welk signaalwoord herken je dat?

Welk verband is er tussen zin e en zin f? Aan welk signaalwoord herken je dat?

• Opsommend verband
• Ook

Tekst 1

(a) Nederland staat vol files. (b) In de jaren vijftig en zestig – toen de eerste snelwegen werden aangelegd – was er nog niets aan de hand, maar de afgelopen decennia is het aantal auto’s en het gebruik van de wegen gigantisch toegenomen. (c) Vandaag de dag staan er dagelijks bijna een half miljoen automobilisten vast in files. (d) De groeiende verkeersdrukte ontstond door de stijgende welvaart. (e) Daardoor bezitten steeds meer Nederlanders twee auto's. (f) Ook gaan ze vaker op vakantie en pakken ze voor alles de auto. (g) Zo brengen veel ouders hun kinderen met de auto naar school.

Welk verband is er tussen zin f en zin g? Aan welk signaalwoord herken je dat?

Welk verband is er tussen zin f en zin g? Aan welk signaalwoord herken je dat?

• Voorbeeld
• Zo

Zelf oefenen

Cursus 6 - Formuleren §2 Verbanden tussen zinnen

Wat: Maak van § 2 opdracht 1 en 2  (blz. 232)

Hoe:  Zelfstandig in je schrift.

Hulp: Theorie uit je boek, docent.

Tijd: 10 min.

Uitkomst: Geoefend met persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Klaar?

Lezen in je leesboek of ander huiswerk

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden te gebruiken

Fijne dag!

Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.