4.4 Het oude regime 2hv
1 / 22
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat betekent Ancien Régime?
A
Nieuwe regering
B
Socialistische staat
C
Oude bewind
D
Moderne samenleving
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel standen waren er in de samenleving?
A
Vier standen
B
Vijf standen
C
Twee standen
D
Drie standen
Slide 7 - Quizvraag
Wat vonden steeds meer mensen oneerlijk?
A
De gelijkheid van standen
B
De ongelijke rechten
C
De belastingvoordelen
D
De belastingdruk
Slide 8 - Quizvraag
Wat was de eerste stand in de samenleving?
A
De burgers
B
De geestelijkheid
C
De adel
D
De boeren
Slide 9 - Quizvraag
Was het altijd duidelijk wat geestelijken deden?
A
Nee, soms was het onduidelijk
B
Ja, ze waren altijd actief
C
Ja, altijd heel duidelijk
D
Nee, ze deden nooit iets
Slide 10 - Quizvraag
Wie vormde de tweede stand?
A
De geestelijkheid
B
De burgerij
C
De boeren
D
De adel
Slide 11 - Quizvraag
Welke functie had de militaire adel?
A
Bestuurstaken
B
Taken binnen het leger
C
Financiële taken
D
Rechtspraak
Slide 12 - Quizvraag
Wie moest belasting betalen?
A
Eerste stand
B
Derde stand
C
Alleen boeren
D
Tweede stand
Slide 13 - Quizvraag
Van wie was de grond vaak?
A
Boeren zelf
B
Rijke landeigenaren
Slide 14 - Quizvraag
Wat was gabella?
A
Zoutbelasting
B
Grondbelasting
Slide 15 - Quizvraag
Wie was de koning van Frankrijk in 1788?
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XIV
Slide 16 - Quizvraag
Wie was het symbool van de problemen?
A
Marie-Antoinette
B
De boeren
C
Lodewijk XVI
D
De adel
