Samenvoeging theorieslides Basis paragraaf 5, 6 Lezen paragraaf 1-3

Signaalwoorden en functiewoorden §5
- Verbanden worden meestal gemarkeerd met signaalwoorden. Zie blz. 28.

- Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen:
functiewoorden.


Een oplossing is...
Een mogelijke verklaring hiervoor is...
Een argument dat dit ondersteunt is...
.....voordeel hiervan is dat....
....dan komen we op de volgende stelling....
 
Functiewoorden kunnen je laten zien welke verbanden er in de tekst zitten, maar ze kunnen ook de tekststructuur aangeven.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden en functiewoorden §5
- Verbanden worden meestal gemarkeerd met signaalwoorden. Zie blz. 28.

- Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen:
functiewoorden.


Een oplossing is...
Een mogelijke verklaring hiervoor is...
Een argument dat dit ondersteunt is...
.....voordeel hiervan is dat....
....dan komen we op de volgende stelling....
 
Functiewoorden kunnen je laten zien welke verbanden er in de tekst zitten, maar ze kunnen ook de tekststructuur aangeven.

Slide 1 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
- Schrijver of spreker (verzender)
- Lezers of toehoorders: publiek

Slide 2 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
- Schrijver of spreker (verzender)
- Lezers of toehoorders: publiek

Slide 3 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
Rekening houden met publiek:
grotere kans op het bereiken van je tekstdoel.
Naast het bieden van een duidelijke structuur en het aangeven van de tekstverbanden.

Slide 4 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
Hoe kan je het publiek bepalen?
  • onderwerp
  • bron (publicatieplaats)
  • taalgebruik (zinslengte, woordkeus, toon)
  • lay-out (lettertype, kleurgebruik, illustraties)

Slide 5 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
Mogelijke beschrijvingen van het publiek (breed en smal):
volwassenen, jongeren, gepensioneerden, kleuters, bewoners van een bepaalde stad, medewerkers van een bepaald bedrijf, leden van een (sport)vereniging, bezoekers van een dierentuin, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Basis §6 Publiek
Waar houd je rekening mee als schrijver?
  • voorkennis van je publiek
  • woordkeus en zinsbouw (vaktermen uitleggen?)
  • toon (serieus of luchtig? > onderwerp) 
                (aanspreekvorm? u/jij?)

Huiswerk: opdr. 2 blz. 29 (elf signaalwoorden en verbanden)
en opdr. 4 blz. 34 (tekst herschrijven, volgende les klaar!)

Slide 7 - Tekstslide

Lezen §1 Tekstsoorten
Bijsluiter
recept
nieuwsbericht
ingezonden brief
recensie
advertentie

Slide 8 - Tekstslide

Lezen §1 Tekstsoorten
onderverdelen op basis van tekstdoel
Bijsluiter
recept
nieuwsbericht
ingezonden brief
recensie
advertentie

Slide 9 - Tekstslide

Informeren
opiniëren
overtuigen
activeren
amuseren
nieuwsbericht
Ingezonden brief
Bijsluiter
advertentie
recept
recensie

Slide 10 - Sleepvraag

Lezen §1 Column blz. 64
- Een regelmatig verschijnende tekst op een vaste plaats in krant/ tijdschrift / vakblad / website (of op de radio)
- Persoonlijke visie op een actueel onderwerp of een ontwikkeling. 
- Geen vast tekstdoel.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg Lezen §3 Uiteenzetting, betoog
en beschouwing (blz. 69)
De belangrijkste tekstsoorten zijn:

  1. de uiteenzetting
  2. het betoog
  3. de beschouwing

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg Lezen §3 Uiteenzetting, betoog
en beschouwing (blz. 69)
De belangrijkste tekstsoorten zijn:

  1. de uiteenzetting
  2. het betoog
  3. de beschouwing
Tekstdoel:
> informeren
> overtuigen
> opiniëren 
hoofdgedachte:
> constatering
> mening/standpunt
> formulering met
   afweging.

Slide 13 - Tekstslide