13.7 - Transplantaties en bloedtransfusies

13.7 Transplantaties en bloedtransfusies
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

13.7 Transplantaties en bloedtransfusies

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik 13.6 Afweer
  •  

Slide 2 - Tekstslide

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 3 - Quizvraag

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 4 - Quizvraag

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 6 - Quizvraag

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

13.7 Leerdoelen
  • Je kunt problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij transplantaties en auto-immuunziekten
  •  Je kunt de rol van bloedfactoren bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor bij zwangerschap beschrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Afweerreactie bij transplantaties
Bij een transplantatie wordt een weefsel of orgaan vervangen. 

Als dit weefsel of orgaan van een donor afkomstig is dan kun je een afstotingsreactie krijgen. 

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde weefsel of orgaan worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. 

Slide 10 - Tekstslide

Auto-immuunziekte

Ziekte waarbij het afweersysteem een lichaamseigen eiwit niet meer herkent bijv. reuma (ontstoken gewrichten)
Gevolg: - er worden antistoffen gevormd tegen een
                  lichaamseigen eiwit
              - cellen met dit eiwit worden vernietigd (afstoten)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bloedgroepen
Op het celmembraan van bloedcellen kunnen bloedfactoren voorkomen. Dit zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Bloedfactor A
  • Bloedfactor B


Slide 15 - Tekstslide

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 16 - Tekstslide

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 18 - Tekstslide

Resusfactor (= ook bloedfactor)
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.

Slide 19 - Tekstslide

resusfactor - zwangerschap
-> resus afwezig
-> kind wel resus = 
1e kind geeft de bloodstelling
-> ontwikkeling antilichamen
= antiresus
-> gevaar bij 2e zwangerschap
immuunsysteem valt baby aan 

Slide 20 - Tekstslide

Bloedgroepbepaling

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht 1 t/m 7

Slide 22 - Tekstslide

Iemand heeft op zijn rode bloedcellen bloedfactor B. Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 23 - Quizvraag

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Geen antigeen 
Antigeen A
Antigeen AB
Antigeen B

Slide 24 - Sleepvraag