FINISH UP 14, 15+ p. 162/165
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Translate into English:
Friet
Friet
A
crisps
B
chips
Slide 2 - Quizvraag
Translate into English:
Van de honger omkomen
Van de honger omkomen
A
to nourish
B
to starve
Slide 3 - Quizvraag
Translate into English:
Gezond van voedsel
Gezond van voedsel
A
wholesome
B
healthy
Slide 4 - Quizvraag
Translate into English:
Broodje
Broodje
A
sandwich
B
roll
Slide 5 - Quizvraag
Translate into English:
Eigenaardig
Eigenaardig
A
curious
B
suitable
Slide 6 - Quizvraag
Translate into Dutch:
Nutritious
Nutritious
A
tekort
B
voedzaam
Slide 7 - Quizvraag
Translate into Dutch:
Malnutrition
Malnutrition
A
hongersnood
B
ondervoeding
Slide 8 - Quizvraag
Translate into Dutch:
Cereal
Cereal
A
graanproduct
B
pasteitje
Slide 9 - Quizvraag
Translate into Dutch:
To decline
To decline
A
afslaan
B
toevoegen
Slide 10 - Quizvraag
Translate into Dutch:
Landlord
Landlord
A
Landeigenaar
B
caféhouder
Slide 11 - Quizvraag
Write down in English:
Bestaan uit
Bestaan uit
Slide 12 - Open vraag
Write down in English:
Sterke drank
Sterke drank
Slide 13 - Open vraag
Write down in English:
Voorkeur
Voorkeur
Slide 14 - Open vraag
Write down in English:
Toevoeging
Toevoeging
Slide 15 - Open vraag
Wrie down in English:
alinea
alinea
Slide 16 - Open vraag
Write down in English:
Suggereren/laten doorschemeren
Suggereren/laten doorschemeren
Slide 17 - Open vraag
Translate into English:
Tegenspreken
Tegenspreken
Slide 18 - Open vraag
Write down in English:
Houding/standpunt
Houding/standpunt
Slide 19 - Open vraag
Translate into English:
Weergeven
Weergeven
A
to argue
B
to reflect
Slide 20 - Quizvraag
Translate into English:
Typeren
Typeren
A
to characterise
B
to amount to
