enkelvoud en meervoud

Wat is er maar één?
A
Hond
B
Honden
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is er maar één?
A
Hond
B
Honden

Slide 1 - Quizvraag

enkelvoud en meervoud
Je leert wat enkelvoud en meervoud is.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welk woord is enkelvoud?
A
bal
B
ballen

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is meervoud?
A
huis
B
huizen

Slide 5 - Quizvraag

enkelvoud
meervoud
fiets
schommel
pennen
vogels
olifant
stiften
handschoen
klok
borstels
tafels

Slide 6 - Sleepvraag

Welk woord in de zin is enkelvoud?

De jongens voetballen met een bal.
A
jongens
B
voetballen
C
bal

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord in de zin is enkelvoud?

In de slaapkamer zijn veel kussens en knuffels.
A
slaapkamer
B
kussens
C
knuffels

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord in de zin is enkelvoud?

De vogels vliegen naar het nest.
A
vogels
B
nest
C
vliegen

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord in de zin is meervoud?

De jongens gaan naar buiten met een hoepel en een touw.
A
jongens
B
hoepel
C
touw

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord in de zin is meervoud?

Het meisje hangt slingers op in haar kamer.
A
meisje
B
slingers
C
kamer

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord in de zin is meervoud?

De meester en de juffen gooien taart naar elkaar.
A
meester
B
juffen
C
taart

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van plant?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het enkelvoud van bomen?

Slide 14 - Open vraag

Ik weet wat enkelvoud en meervoud is.
A
Ja
B
Nee
C
Beetje

Slide 15 - Quizvraag