Junior Einstein groep 7 les 4 (Eigen schuld dikke bult)

Dit is Junior Einstein les 4 voor groep 7.
De tekst: Eigen schuld dikke bult
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dit is Junior Einstein les 4 voor groep 7.
De tekst: Eigen schuld dikke bult
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1. Lees: Het was ... thuis. (r. 2)
Lees: Mijn moeder ... voetbalwedstrijd. (r. 2 en 3)

Wat hebben de zinnen met elkaar te maken?

De tweede zin.....
A
is een toelichting op de eerste zin.
B
is een gevolg van de eerste zin.
C
is een samenvatting van de eerste zin.
D
legt uit waarom het zaterdagavond is.

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

2. Lees: Ik vond ... stoer. (r. 5 en 6)
Waarom vindt de schrijfster Wendy erg stoer?

Omdat ze in haar eentje ...
A
om de wereld zeilde.
B
een wereldreis maakte.
C
op de bank lag.
D
thuis bleef.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

3. Lees: Ze deed ... zeilde. (r.6 en 7)
Wat doet de schrijfster in dit stukje?
A
Ze trekt een conclusie.
B
Ze heeft een mening.
C
Ze beschrijft een probleem.
D
Ze maakt vergelijking.

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

4. Lees: Sjoerd woont ... klier.
(r. 16 en 17)
Wat doet de schrijfster hier?
A
Ze trekt een conclusie.
B
Ze geeft eerst uitleg en dan een voorbeeld.
C
Ze geeft eerst een feit en dan haar mening.
D
Ze geeft eerst haar mening en dan een feit.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

5. Welk woord past niet bij de
tweede alinea?
A
kattenkwaad
B
kwajongensstreken
C
nachtmerrie
D
plagen

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

6. Waar kun je deze tekst in tegenkomen?
A
in een dagboek
B
in een tijdschrift
C
in een interview
D
in een handleiding

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

7. Wat had ook de titel van deze tekst kunnen
zijn?
A
Nu komt de aap uit de mouw.
B
Een blauwtje lopen.
C
De appel valt niet ver van de boom.
D
Boontje komt om zijn loontje.

Slide 15 - Quizvraag