Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammar unit 3 lesson 2 & 5
Present Perfect
recap B2
Present Perfect
(grammar survey)
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Present Perfect
recap B2
Present Perfect
(grammar survey)
Slide 1 - Tekstslide
Present Perfect (verleden tijd)
Het is in het verleden begonnen en het duurt nog steeds voort.
Iets is in het verleden gebeurd, maar het exacte moment is niet bekend of niet belangrijk.
Iets is in het verleden gebeurd en het resultaat is nog duidelijk.
Hoe? -> Have/Has + volt.deelwoord (-ed / 3e rijtje)
Slide 2 - Tekstslide
Present perfect
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Vond plaats in het verleden:
ww + (e)d óf 2e rijtje
PAST SIMPLE
Slide 5 - Tekstslide
Present perfect
Slide 6 - Tekstslide
'has' wordt gebruikt bij
A
he, she, it
B
I, you, we, they
Slide 7 - Quizvraag
I lived in Italy
when I was young.
I have lived in Italy for many years now.
Present Perfect
Past Simple
Slide 8 - Sleepvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
My cat finally caught the mouse.
B
His cat hasn't caught a mouse since last year.
C
My dog never catches anything.
D
Did you get caught?
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.
Slide 10 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
___ you ever ___ (live) in China before?
A
Have lived
B
Has lived
Slide 11 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
My boyfriend ___ ___ (buy) me some
wonderful roses.
A
have bought
B
has bought
C
have buyed
D
has buyed
Slide 12 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:
The dogs ___ ___ (not - eat) anything today yet.
A
haven't ate
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten
Slide 13 - Quizvraag
Maak de past simple:
He listens.
Slide 14 - Open vraag
Maak present perfect:
John lives.
Slide 15 - Open vraag
Past simple:
The parents go home.
Slide 16 - Open vraag
Present perfect:
I am hungry.
Slide 17 - Open vraag
How much do you know about the grammar of this unit?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 18 - Poll
Welke hulpwerkwoorden moet je kennen en kunnen toepassen.....
can =
could =
be able to =
be allowed to =
have to/must =
should =
Slide 19 - Tekstslide
Can / could / be able to
Can + ww
Could + ww
Be able to + ww
- you
can
use my phone.
- I
can
ski very well.
- She
can't
work until late.
-
Could
I open a window, please?
- I
could
already read when I was 4 years old.
- I
am able to
do a backflip after practising hard.
- She
was able to
study for hours without a break.
- kunnen / mogen / mogelijk zijn
- in present simple
(tegenwoordige tijd)
- kunnen / mogen / mogelijk zijn in de verleden tijd.
- zou kunnen / zou mogen (nette vorm)
- kunnen / in staat zijn
- formeler
- vaak als iets meer moeite kost / moeilijker is
Slide 20 - Tekstslide
be allowed to
1.
be allowed to + hele werkwoord
om te zeggen dat iets (niet) is toegestaan
volgens de regels.
Slide 21 - Tekstslide
Must / have to / should (= moeten)
Must
have to / has to
should
I
must
be on time.
I
must
stop for a red traffic light.
- My mum said I
have to
do the dishes.
- he/she/it
has to do
the homework.
- You
should
try that new chocolate flavour!
- You
should
visit your grandma. It's nice of you.
- het moet van jezelf
- het is een regel
- het moet van iemand anders
- het is een tip/advies
- het is netjes
Slide 22 - Tekstslide
Auxiliary verbs: must, have to, should
Positief
Vertaling
should
eigenlijk moeten
must
moeten
have to
moeten
Negatief
Vertaling
should
n't
eigenlijk niet hoeven
must
n't
Niet moeten/ hoeven
don't
have to
niet hoeven
Slide 23 - Tekstslide
Have to, must, should.
Children ____ go to school.
A
has to
B
have to
C
must
D
should
Slide 24 - Quizvraag
Must/should/have to: You ... be tired after helping him move today.
A
must
B
should
C
have to
Slide 25 - Quizvraag
Must, should, have to
In the Netherlands children ____ wear a school uniform.
A
doesn't have to
B
don't have to
C
mustn't
D
shouldn't
Slide 26 - Quizvraag
Have to, must, should.
All soldiers ____ wear a uniform.
A
shouldn't
B
should
C
has to
D
have to
Slide 27 - Quizvraag
I used to ......stand on my head, but I can't do it now.
A
can
B
be allowed to
C
be able to
D
could
Slide 28 - Quizvraag
Sara _____ dance very well.
A
can
B
could
C
be allowed to
D
be able to
Slide 29 - Quizvraag
He will _______ to carry that rock. He's very strong!
A
can
B
could
C
be able to
D
be allowed to
Slide 30 - Quizvraag
When I was 6 I _____ not swim.
A
can
B
could
C
be able to
D
be allowed to
Slide 31 - Quizvraag
How much do you know about the grammar of this unit?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
You ____ be anything if you try hard enough.
A
can
B
could
C
be able to
D
be allowed to
Slide 33 - Quizvraag
All Right Unit 3
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
Juni 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 2: Passive (8B)
Augustus 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
2V 2 februari recap unit 3+4
Februari 2024
- Les met
42 slides
Grammar unit 3 2m
Maart 2024
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
week 4.2-1: futures II
Augustus 2022
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
10 H2 1 February Recap Grammar Unit 3
Januari 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling Unit 3 (voorbereiding SO)
Januari 2022
- Les met
41 slides
Present perfect en deel van modal verbs
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
futures 2B, 2D
Augustus 2022
- Les met
34 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4