3Basis - 21/4 - bron E - chapter 5

The future!
BASIS
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

The future!
BASIS

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

4 manieren om over de toekomst te praten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
A
leaves
B
is leaving
C
is going to leave
D
will leave

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
leaves 

want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).

Slide 6 - Tekstslide

Are you looking for my dad? He’s not here. He always _________(walk) the dog around this time.
A
walks
B
is walking
C
is going to walk
D
will walk

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
walks

want het gaat hier om een gewoonte, iets wat iemand altijd (always) doet.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

I almost forgot. I need to leave earlier. I ___________________ (see) my doctor this afternoon.
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg
am seeing

want het gaat hier om een afspraak, waarvan je de tijd en/of plaats weet.

Slide 11 - Tekstslide

I ________ (stay) at my house at the moment.
A
stay
B
am staying
C
am going to stay
D
will stay

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg
am staying

want het is op dit moment aan de gang (at the moment)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Do you see those clouds? It _______________________ (rain) a lot today!
A
rains
B
is raining
C
is going to rain
D
will rain

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
is going to rain

want je maakt een voorspelling met bewijs, je ziet de wolken (clouds)

Slide 16 - Tekstslide

I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
am going to see

want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Oof! That bag looks really heavy. I ________________ (help) you with that!
A
help
B
am helping
C
am going to help
D
will help

Slide 20 - Quizvraag

Uitleg
will help

want je biedt aan om te helpen.

Slide 21 - Tekstslide

When I grow up, I ___________________ (live) in a huge house.
A
live
B
am living
C
am going to live
D
will live

Slide 22 - Quizvraag

Uitleg
will live

want je maakt een voorspelling voor de toekomst, maar je hebt er geen bewijs voor, je denkt/hoopt het.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen:
Met de volgende vragen ga je weer met de uitleg oefenen

De zinnen zijn dezelfde als oefening 12, in het basis werkboek
Na elke vraag staat uitleg, lees dit ook goed.

Slide 24 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
Look, that girl is running/ runs down the street.
A
is running
B
runs

Slide 25 - Quizvraag

Uitleg
is running

want het is nu aan de gang. 

Slide 26 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
I am going to fly/ am flying to Australia next year. At least, that is the plan.
A
am going to fly
B
am flying

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg
am going to fly

want het is een plan voor volgend jaar. Het is nog niet aan de gang.

Slide 28 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
She often will drink/ drinks tea.
A
will drink
B
drinks

Slide 29 - Quizvraag

Uitleg
drinks

want dit is iets wat ze regelmatig doet/ een gewoonte is.

Slide 30 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
My brother is starting/ is going to start his new school next week.
A
is starting
B
is going to start

Slide 31 - Quizvraag

Uitleg
is starting

want het gaat om een afspraak, en je weet de plaats (new school) en/of de tijd (next week).

Slide 32 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
I am going to travel/ I am travelling the world someday.
A
am going to travel
B
am travelling

Slide 33 - Quizvraag

Uitleg
am going the travel

want het gaat hier een plan in de toekomst.

Slide 34 - Tekstslide

Darren does/ is doing the dishes everyday
A
does
B
is doing

Slide 35 - Quizvraag

Uitleg
does

want dit is iets wat hij regelmatig doet/ wat een gewoonte is. Er staat 'every day' in de zin.

Slide 36 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
They call/ will call us when your order is ready.
A
call
B
will call

Slide 37 - Quizvraag

Uitleg
will call

want het gaat om een belofte/ aankondiging. Ze gaan bellen wanneer het klaar is. 

Slide 38 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
Sarah always walks/ will walk home after school.
A
walks
B
will walk

Slide 39 - Quizvraag

Uitleg
walks

want het gaat om iets wat Sarah regelmatig doet/ wat een gewoonte is. Dit herken je ook aan het woord 'always'

Slide 40 - Tekstslide

Je bent nu klaar met deze lessonup

Leer tot aan het einde van de les de woordjes van A en B uit je boek of via Quizlet.
Tot de volgende les! 

Slide 41 - Tekstslide