In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Gaswisseling & uitscheiding
Bs 6
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen Bs 6
14.6.1 Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij verschillende diergroepen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Eencelligen
via celmembraan
geen speciale ademhalingsorganen
Slide 5 - Tekstslide
Insecten
tracheeën: vertakt buizenstelsel
stigma: opening
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Tegenstroomprincipe
Stroomrichting van bloed tegengesteld aan richting van het water
Als het zelfde kant opstroomt is er alleen in het begin uitwisseling
Als het tegengesteld stroomt, is er de gehele tijd uitwisseling
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
(Koudbloedig)
Slide 14 - Tekstslide
(Koudbloedig)
Slide 15 - Tekstslide
(warmbloedig)
Slide 16 - Tekstslide
(warmbloedig)
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen Bs 7
14.7.1 Je kunt de functies van de lever noemen.
14.7.2 Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 18 - Tekstslide
Functies lever
Constant houden glucosegehalte
Bewerken van voedingstoffen
Gal produceren
Afvalstoffen afbreken
Eiwitten afbreken
Gifstoffen afbreken
Slide 19 - Tekstslide
Hepatitis
De lever kan ontstoken raken door een hepatitis-virus.
Door hepatitis kunnen levercellen afsterven (levercirrose) en heb je een hogere kans om leverkanker te krijgen.
Slide 20 - Tekstslide
Bouw van de nieren
De nieren liggen links en rechts in de buikholte, vlak onder het middenrif.
De nieren krijgen zuurstofrijk bloed door de nierslagaders. Dit bloed bevat afvalstoffen van veel organen. De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed. Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Nieren
Filtert de in water oplosbare afvalstoffen.
Scheidt deze uit als urine.
3 gebieden: nierschors, niermerg, nierbekken.
Urineleider-urineblaas
Slide 23 - Tekstslide
Urine
Een nier bestaat uit nierschors , niermerg en nierbekken. Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen. Al deze stoffen samen heten urine.
Nierschors
1
Nierschors
1
Niermerg
2
2
Nierbekken
3
3
Slide 24 - Tekstslide
In de nierbekkens wordt de urine verzameld. Via de urineleiders gaat de urine naar de urineblaas. In de urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen, zodat je niet voortdurend hoeft te plassen. Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis.
Per dag maken je nieren ongeveer anderhalve liter urine. Die plas je helemaal uit. De urineleiders, de urineblaas en de urinebuis samen heten de urinewegen.
Slide 25 - Tekstslide
Urine
De samenstelling van urine is niet altijd gelijk. Urine bestaat dus niet altijd uit dezelfde stoffen. De hoeveelheid water en de hoeveelheid afvalstoffen in urine wisselen steeds. De nieren proberen de hoeveelheid afvalstoffen in water in je bloed altijd ongeveer gelijk te houden. Als er meer afvalstoffen in je bloed zitten, scheiden de nieren dus ook meer afvalstoffen uit. Door de uitscheiding van water en afvalstoffen wordt de samenstelling van het inwendige milieu constant gehouden.
Slide 26 - Tekstslide
Doorbloeding van de lever
De lever is een sterk doorbloed orgaan. In tegenstelling tot andere organen is de lever aangesloten op DRIE grote bloedvaten.
Welke bloedvaten zijn dit?
leverader
leverslagader
poortader
Slide 27 - Sleepvraag
Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader
Slide 28 - Sleepvraag
Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader
Slide 29 - Sleepvraag
Slide 30 - Video
Welke dieren gebruiken tracheeën voor gaswisseling
A
vogels
B
insecten
C
spinnen
D
eencelligen
Slide 31 - Quizvraag
Wie is er warmbloedig?
A
Krokodil en muis
B
Slang en muis
C
Kraai en Slang
D
Muis en Kraai
Slide 32 - Quizvraag
Warmbloedig betekent:
A
temperatuur is constant
B
Temperatuur wisselt
C
Je hebt het warm
Slide 33 - Quizvraag
Waar vindt bij eencellige dieren de gaswisseling plaats
A
in de celkern
B
in de vacuole
C
op het celmembraan
D
in de bladgroenkorrels
Slide 34 - Quizvraag
Bij dit dier vindt gaswisseling via de longen en de huid
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Bij dit dier vindt gaswisseling via de kieuwen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Ik ben koudbloedig Ik heb schubben zonder slijm Wie ben ik?
A
reptiel
B
amfibie
C
vis
D
zoogdier
Slide 37 - Quizvraag
Wat is koudbloedig? Dat betekent dat ...
A
Een organisme heeft niet altijd een constante temperatuur
B
Een organisme heeft een vacht
C
Een organisme heeft altijd een constante temperatuur
D
Een organisme heeft veren
Slide 38 - Quizvraag
Reptielen zijn koudbloedig?
A
ja
B
nee
Slide 39 - Quizvraag
Opdrachten maken
Maak BS 14.6: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6,
Maak BS 14.7: opdrachten 3, 6
timer
5:00
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Slide 42 - Video
Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats