3T Prepare for Test Unit 4

3T Prepare for Test Unit 4
Miss Brands
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3T Prepare for Test Unit 4
Miss Brands

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson:
- Prepare for test

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past continuous? 

Je gebruikt de past continuous als iemand in het verleden een tijdje iets aan het doen was

De past continuous is het rode
boogje  -->

Slide 3 - Tekstslide

Past Continuous
Past => 
Continuous => 

Slide 4 - Tekstslide

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 5 - Quizvraag

PAST CONTINUOUS

In welke zin wordt de Past Continuous gebruikt?
A
They film the event with a hidden camera.
B
They filmed the event with a hidden camera.
C
They are filming the event with a hidden camera.
D
They were filming the event with a hidden camera.

Slide 6 - Quizvraag

Past Continuous:
Welke zin staat in de Past continuous?
A
They were living in poverty.
B
They are living in poverty.
C
They lived in poverty.
D
They have been living in poverty.

Slide 7 - Quizvraag

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?
A
I haven't been to that film yet.
B
I was walking down the street when I tripped.
C
I lived in Utrecht in 2010
D
I am eating a sandwich.

Slide 8 - Quizvraag

Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 9 - Quizvraag

Vocab
Extreme Weather

Slide 10 - Tekstslide

What are 'peas'?
A
vrede
B
erwten
C
struisvogels
D
pauwen

Slide 11 - Quizvraag

What is 'runny'?
A
vloeibaar
B
hardloper
C
sunny, maar dan verkeerd geschreven
D
loopneus

Slide 12 - Quizvraag

What is 'yolk'?
A
melk
B
volk
C
dooier
D
slagroom

Slide 13 - Quizvraag

What is 'to peel'?
A
schillen
B
spieren
C
pijlen
D
peuteren

Slide 14 - Quizvraag

What is 'kaasplank'?
A
cheese plank
B
cheese platter
C
cheese board
D
cheese racket

Slide 15 - Quizvraag

What is 'klagen'?
A
complain
B
grumble
C
stutter
D
fuss

Slide 16 - Quizvraag

What is 'klef'?
A
heavy
B
clammy
C
soggy
D
sticky

Slide 17 - Quizvraag

What is 'voorgerecht'?
A
pre-dinner
B
first course
C
pre-course
D
appitizer

Slide 18 - Quizvraag

Hoe zeg je: 'Ik wil je graag een nieuw gerecht brengen'

Slide 19 - Open vraag

Hoe zeg je: 'Ik heb geen nagerecht/toetje besteld'

Slide 20 - Open vraag

Hoe zeg je: 'Ik had om een warme chocolade zonder slagroom gevraagd.'

Slide 21 - Open vraag

Hoe zeg je: 'The ober bracht me het verkeerde drankje.'

Slide 22 - Open vraag

Hoe zeg je: 'Dit bestek ziet er smerig uit.'

Slide 23 - Open vraag

Past perfect

Slide 24 - Tekstslide

If you add 1+1...
If it rains...
If I won the lottery...
If I had studied...
...you get 2.
...you will get wet.
...I would buy a villa.
...I would have passed the test.

Slide 25 - Sleepvraag

"If I won the lottery, I would buy a villa."
This sentence tells us...
A
a possibility in the future.
B
something that is unlikely to happen.
C
a fact, something that is generally true.
D
an unreal situation in the past with a hypothetical outcome.

Slide 26 - Quizvraag

First Conditional
  • Why? 
For statements that are likely to happen in the future

  • How?
If + present tense, will + infinitive
If I study, I will pass.
OR: I will pass if I study

Slide 27 - Tekstslide

Second Conditional
  • Why? 
For statements that refer to future hypothethicals that 
are unlikely to be true OR present situations that 
are untrue or impossible
  • How?
If + simple past, would + infinitive
If I studied, I would pass.
OR: I would pass if I studied.

Slide 28 - Tekstslide

Time to practice!
If I saw an alien, I ____ (to take) a photo!
A
would take
B
would have taken
C
took
D
take

Slide 29 - Quizvraag

He'll join us to the Efteling if he _____ (not have) to work.
A
didn't have
B
wouldn't have
C
won't have
D
doesn't have

Slide 30 - Quizvraag

If you freeze water, it _____ (to turn) to ice.
A
will turn
B
would turn
C
turns
D
will have turned

Slide 31 - Quizvraag

If I hadn't charged my phone, it _____ (have) died.
A
had
B
would have had
C
would have
D
would had

Slide 32 - Quizvraag

Let's practice some more!
"If you ____ (not drink) enough water, you _____ (become) dehydrated."
The missing words are:

Slide 33 - Open vraag

Time to practice!
"If she had _____ (to arrive) earlier, she _____ (to have) made the flight."
The missing words are:

Slide 34 - Open vraag

Time to practice!
"If I _____ (to know) the answer, I _____ (will) ."
The missing words are:

Slide 35 - Open vraag

Time to practice!
"If you _____ (to be) annoying, I _____ (will) tell you."
The missing words are:

Slide 36 - Open vraag

Let's get to work!
Make 4.2 exc 1 u/i 11

8-2-23 Test Unit 4


Slide 37 - Tekstslide