Les 37 en 38. De betrouwbaarheid van online berichten. Argumenten bij een mening

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leesvaardigheid les 37
De betrouwbaarheid van online berichten

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je weet dat er betrouwbare en onbetrouwbare online berichten zijn.
  • Je kunt betrouwbare en onbetrouwbare online berichten op internet herkennen aan de bron en de informatie.
  • Je kunt uitleggen waarom online berichten betrouwbaar of onbetrouwbaar zijn.
  • Je kunt zelf betrouwbare online berichten vinden als je die nodig hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe herken jij een betrouwbare bron?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een tekst met als titel "Red Bull is goed voor je". Geschreven door de directeur van Red Bull. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 10 - Quizvraag

Een tekst over een griepepidemie geschreven door een arts. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 11 - Quizvraag

Een tekst over betalen met een pinpas geschreven in 1999. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 12 - Quizvraag

Welke bronnen zijn betrouwbaar? Zet de bronnen in de juiste categorie.
Niet betrouwbaar
Betrouwbaar
Soms betrouwbaar, soms niet
www.broodjeaap.nl
NRC (een krant)
een tekst op Facebook
Quest (tijdschrift)
www.nos.nl
Privé (tijdschrift)

Slide 13 - Sleepvraag

Je wil een nieuwe telefoon kopen, maar je twijfelt tussen een Samsung en een iPhone. Waar vind je betrouwbare informatie en waar niet?
BETROUWBAAR
NIET BETROUWBAAR

Slide 14 - Sleepvraag

Welke informatiebronnen vind jij meer en minder betrouwbaar?
Betrouwbaar
Minder betrouwbaar

Slide 15 - Sleepvraag

Leesvaardigheid les 38
Argumenten bij een mening


Slide 16 - Tekstslide

DOEL

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is


Slide 17 - Tekstslide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of onwaar is


Controleerbaar

Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is

Slide 18 - Tekstslide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt


Niet controleerbaar

Je kunt het eens of oneens zijn

Slide 19 - Tekstslide

ARGUMENT

- Reden: waarom je iets vindt



Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen:
   - Ik vind dit zo, omdat……….
   - Ik vind dit zus, want……..

 

(want en omdat zijn signaalwoorden)

Slide 20 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 27 - Quizvraag