conditonnel

le conditionnel
= zou + hele werkwoord (NL)
1 werkwoordstijd (FR)

Wordt gevormd door het hele werkwoord + de volgende uitgangen:

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

le conditionnel
= zou + hele werkwoord (NL)
1 werkwoordstijd (FR)

Wordt gevormd door het hele werkwoord + de volgende uitgangen:

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient

Slide 1 - Tekstslide

exemple: marcher
je marcherais (ik zou lopen)

tu marcherais (jij zou lopen)

il marcherait (hij zou lopen)

nous marcherions (wij zouden lopen)

vous marcheriez (jullie zouden lopen)

ils marcheraient (zij zouden lopen).

Slide 2 - Tekstslide

onregelmatige vormen
être: je serais (ik zou zijn)
avoir: j'aurais (ik zou hebben)
faire: je ferais (ik zou doen)
aller: j'irais (ik zou gaan)
vouloir: je voudrais (ik zou willen)
pouvoir: je pourrais (ik zou kunnen)

Slide 3 - Tekstslide

Ik zou graag een cola willen.
Je ________ un coca.

Slide 4 - Open vraag

Il _____ un bon joueur de foot. (zou zijn)

Slide 5 - Open vraag

Zouden wij de kaart mogen?
Nous _____ avoir la carte s'il vous plaît?

Slide 6 - Open vraag

Si j'étais toi, je ______ ce film. (regarder, conditionnel)

Slide 7 - Open vraag

le conditionnel
= zou + hele werkwoord (NL)
1 werkwoordstijd (FR)

Wordt gevormd door het hele werkwoord + de volgende uitgangen:

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient

Slide 8 - Tekstslide

exemple: marcher
je marcherais (ik zou lopen)

tu marcherais (jij zou lopen)

il marcherait (hij zou lopen)

nous marcherions (wij zouden lopen)

vous marcheriez (jullie zouden lopen)

ils marcheraient (zij zouden lopen).

Slide 9 - Tekstslide

Si j'étais toi, je ______ ce film. (regarder, conditionnel)

Slide 10 - Open vraag