a) Er is een minimum inkomen nodig, stijgt het inkomen dan
blijven de uitgaven stijgen. Het gaat hier dus om een
secundair goed. De vraag neemt meer dan evenredig toe met
de toename van het inkomen.
b) Van € 40.000,- naar € 50.000,- is een toename van
(2500 - 1000) / 1000 x 100 = 150%
c) lijn B (de blauwe) is de vraaglijn van campingreizen; er is
geen bepaald inkomen nodig en bij een hoog inkomen zie je
de uitgaves afnemen (inferieur goed)