A De ornitholoog heeft vorige week mijn rug gekraakt, dus ik kan vanavond niet komen trainen. B Mijn vader is ornitholoog en heeft zich aangesloten bij het Beatrixziekenhuis in Gorinchem. C De ornitholoog heeft in het bijzonder een interesse voor de watervogels in de Nederlandse kustgebieden.
Slide 3 - Tekstslide
Vraag 2. Geef het tegenovergestelde van de volgende woorden.
Nonchalant
Gedateerd
Geavanceerd
Rivalen
Abstract
Slide 4 - Tekstslide
Vraag 3. Woordverklaren Geef de betekenis van de volgende woorden.
Obstakel
Optimistisch
Fictie
Klaar? Beantwoord de volgende vraag: Welke ‘personalia’ moet je altijd voor jezelf houden?
Slide 5 - Tekstslide
Vraag 1. Welke zin is goed?
A De ornitholoog heeft vorige week mijn rug gekraakt, dus ik kan vanavond niet komen trainen. B Mijn vader is ornitholoog en heeft zich aangesloten bij het Beatrixziekenhuis in Gorinchem. C De ornitholoog heeft in het bijzonder een interesse voor de watervogels in de Nederlandse kustgebieden.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 1. Welke zin is goed?
A De ornitholoog heeft vorige week mijn rug gekraakt, dus ik kan vanavond niet komen trainen. B Mijn vader is ornitholoog en heeft zich aangesloten bij het Beatrixziekenhuis in Gorinchem. C De ornitholoog heeft in het bijzonder een interesse voor de watervogels in de Nederlandse kustgebieden.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag 2. Geef het tegenovergestelde van de volgende woorden.
Nonchalant
Gedateerd
Geavanceerd
Rivalen
Abstract
Slide 8 - Tekstslide
Vraag 2. Geef het tegenovergestelde van de volgende woorden.
Nonchalant
Gedateerd
Geavanceerd
Rivalen
Abstract
Serieus, neurotisch, in de stress
Modern
Simpel
Beste vrienden
Duidelijk, concreet
Slide 9 - Tekstslide
Vraag 3. Woordverklaren Geef de betekenis van de volgende woorden.
Obstakel
Optimistisch
Fictie
Klaar? Beantwoord de volgende vraag: Welke ‘personalia’ moet je altijd voor jezelf houden?
Slide 10 - Tekstslide
Vraag 3. Woordverklaren Geef de betekenis van de volgende woorden.
Obstakel
Optimistisch
Fictie
Klaar? Beantwoord de volgende vraag: Welke ‘personalia’ moet je altijd voor jezelf houden?
Iets wat in de weg staat van je doel
Alles van de zonnige kant bekijken
Nep, bedacht, niet echt
Slide 11 - Tekstslide
Vraag 3. Woordverklaren Geef de betekenis van de volgende woorden.
Obstakel
Optimistisch
Fictie
Klaar? Beantwoord de volgende vraag: Welke ‘personalia’ moet je altijd voor jezelf houden?
Iets wat in de weg staat van je doel
Alles van de zonnige kant bekijken
Nep, bedacht, niet echt
Slide 12 - Tekstslide
Vraag 3. Woordverklaren Geef de betekenis van de volgende woorden.
Obstakel
Optimistisch
Fictie
Klaar? Beantwoord de volgende vraag: Welke ‘personalia’ moet je altijd voor jezelf houden?
Iets wat in de weg staat van je doel
Alles van de zonnige kant bekijken
Nep, bedacht, niet echt
Je bankrekening, je pincodes, je wachtwoorden, je BSN…
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag (muziek luisteren mag, fluisteren ook)
Maak Woordenschat H3 – opdr. 7 en 8 (blz. 184)
online is dit planning:'(4h2/4h3) woordenschat les 5 (opdracht 7 en 8)' (gebruik de tips in de opdracht)
Klaar?
Ga verder met optie 1) schrijfopdracht: een spannend verhaal voor woordenschat
optie 2) fictie: lezen in je leesboek
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag (muziek luisteren mag, fluisteren ook)
Maak Woordenschat H3 – opdr. 7 en 8 (blz. 184)
online is dit planning:'(4h1) woordenschat les 6 (opdracht 7 en 8)'
Klaar?
Ga verder met optie 1) schrijfopdracht: een spannend verhaal voor woordenschat
optie 2) fictie: lezen in je leesboek
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag (muziek luisteren mag, fluisteren ook)
Maak Woordenschat H3 – opdr. 7 en 8 (blz. 184)
online is dit planning:'(4h1) woordenschat les 6 (opdracht 7 en 8)'
Klaar?
Ga verder met optie 1) schrijfopdracht: een spannend verhaal voor woordenschat
optie 2) fictie: lezen in je leesboek
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag (muziek luisteren mag, fluisteren ook)
Maak Woordenschat H3 – opdr. 7 en 8 (blz. 184)
online is dit planning:'(4h1) woordenschat les 6 (opdracht 7 en 8)' (gebruik de tips in de opdracht)
Klaar?
Ga verder met optie 1) schrijfopdracht: een spannend verhaal voor woordenschat
optie 2) fictie: lezen in je leesboek
Slide 17 - Tekstslide
Dit lesuur
Maak een keuze:
optie 1
Je gaat werken aan de schrijfopdracht die bij woordenschat hoort. (Zie teams of opdracht op papier)
optie 2
Je gaat lezen in je leesboek
Slide 18 - Tekstslide
Wat haal je uit de context of herken je aan het woord zelf?
Mijn nieuwe bedbank is niet zo comfortabel.
Business is het meest comfortabel, maar economy is ook redelijk aangenaam.
Tijdens het sporten is opgestoken haar het meest comfortabel.
Maak planning 'woordenschat les 4 (4h1)' (of opdracht 4, 5 en 6 blz. 183)
Had je de eerdere twee planningen nog niet af? Ga die dan ook nog maken.
Als je in je boek werkt, kan je een nakijkblad halen voor het eerdere huiswerk.
Klaar? - Controleer of je de titel van je leesboek in de tabel in teams hebt gezet. - Schrijf verder aan het verhaal voor woordenschat.
Slide 20 - Tekstslide
Schrijfopdracht: spannend verhaal
Je schrijft een kort (spannend) verhaal van minimaal 350 woorden
Verwerk vijftien moeilijke woorden naar keuze en markeer ze in de tekst
Gebruik een eigen idee of kies uit twee startfragmenten
Verwerk minstens één dialoog in je verhaal
Voorbeeldje: 'Doorgaans appt hij me binnen een uur terug,' zei Iris. 'Hoe kan het dat het nu zo lang duurt?' 'Hij zal je dan toch niet zo belangrijk vinden,' antwoordde Maaike onverbiddelijk.