Testvragen Elektriciteit

grootheid
eenheid
symbool
symbool
Vermogen
Stroomsterkte
Spanning 
P
I
V
Ampère
A
W
U
Watt
Volt
1 / 18
volgende
Slide 1: Sleepvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

grootheid
eenheid
symbool
symbool
Vermogen
Stroomsterkte
Spanning 
P
I
V
Ampère
A
W
U
Watt
Volt

Slide 1 - Sleepvraag

Welk schakelschema klopt?
A
B
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is er fout in dit schakelschema?
A
lampje 1 kan nooit branden
B
lampje 2 kan nooit branden
C
lampje 3 kan nooit branden
D
alle lampjes kunnen niet branden

Slide 3 - Quizvraag

Is deze schakelschema onderbroken of gesloten?
A
Onderbroken
B
Gesloten

Slide 4 - Quizvraag

In een schakelschema is dit het symbool voor een
A
batterij
B
lamp
C
ampèremeter
D
schakelaar

Slide 5 - Quizvraag


Hiernaast staan 2 schakelschema's.
Welke uitspraak over deze schakelschema's is waar?
A
Het zijn allebei parallelschakelingen.
B
Het zijn allebei serieschakelingen.
C
Schakeling 1 is een parallel- schakeling en 2 is een serieschakeling.
D
Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling.

Slide 6 - Quizvraag

De spanning op een stopcontact is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 7 - Quizvraag

Serieschakeling
Parallelschakeling
Wat weet je nog van serie- en parallelschakelingen?
Hoe zien ze er uit, en hoe gedragen de spanning en stroom zich? 
Stroom (I) gelijk
Spanning (U) gelijk
Stroom (I) verdeelt zich
Spanning (U) verdeelt zich

Slide 8 - Sleepvraag

Maak de zin compleet. 
in een serie schakeling geldt voor de spanning de volgende 

formule:
 


Ubron = U1 + U2
Ubron = U1 = U2
Ubron = U1 - U2

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van spanning?
A
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Hoeveel deeltjes er per seconde langs komen
C
De hoeveelheid energie van elk deeltjes
D
De druk van de stroom

Slide 10 - Quizvraag

Stroomsterkte is:
A
Vermogen
B
Hoeveelheid energie
C
deeltjes met veel energie
D
Hoeveel deeltjes er per seconde langs komen

Slide 11 - Quizvraag

Bereken het vermogen
Spanning = 10 V
Stroomsterkte is 2 A
A
5 Watt
B
10 Watt
C
20 Watt
D
0,2 Watt

Slide 12 - Quizvraag

In een serie schakeling is de spanning over de lampjes:
A
eerlijk verdeeld over de lampjes
B
over alle lampjes hetzelfde
C
kan allebei

Slide 13 - Quizvraag

6 batterijen in serie leveren een spanning van ...
A
6 + 1,5 V = 7,5 Volt
B
6 X 1,5V = 9 Volt
C
3 X 1,5V = 4,5 Volt
D
3 + 1,5V = 4,5 Volt

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt met de stroomsterkte als het aantal lampjes (in serie) toeneemt?
A
Die wordt groter
B
Die wordt kleiner
C
Die blijft gelijk
D
Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Slide 15 - Quizvraag

Hoe bepaal je de stroomsterkte in een serie schakeling?
A
Utot=U1+U2+U3
B
Utot=U1=U2
C
Itot=I1+I2+I3
D
Itot=I1=I2

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebeurt met de stroomsterkte (door de stroommeter) als het aantal lampjes (parallel) toeneemt?
A
Die wordt groter
B
Die wordt kleiner
C
Die blijft gelijk
D
Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt met de spanning (per lampje) als het aantal lampjes (parallel) toeneemt?
A
Die wordt groter
B
Die wordt kleiner
C
Die blijft gelijk
D
Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Slide 18 - Quizvraag