5H GS HC Duitsland 2.1 Deel 2

Historisch Context: Duitsland in Europa (1918-1991)
2.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Historisch Context: Duitsland in Europa (1918-1991)
2.1 Duitsland: van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen terugkoppeling

Je kunt beschrijven waarom Duitsland in 1918-1923 met een ernstige economische crisis te maken kreeg. 

Je kunt het Dawesplan uitleggen en effect benoemen op Duitse economie. 

Je kunt uitleggen waarom de Economische Wereldcrisis in Duitsland voor politieke onstabiliteit zorgde. 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kunt de kenmerken van het fascisme benoemen en uitleggen waarin de NSDAP nog verschilde;

Je kunt de populariteit van de NSDAP verklaren en uitleggen hoe Hitler in 1933 volledig aan de macht kwam;

Je kent de gevolgen van het feit dat Hitler aan de macht kwam voor Duitsland en Europa. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is fascisme?

Slide 5 - Tekstslide

Italië = fascistisch

Slide 6 - Tekstslide

Fascisme
Kenmerken 

  • Extreem-nationalistisch
  • Militaristisch
  • Antidemocratisch
  • Eén leider principe
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)
  • Totalitair

Slide 7 - Tekstslide

Theorie

Het partijprogramma van de nationaalsocialisten (nazi's) benadrukte vooral waar men 'tegen' was: tegen het kapitalisme - tegen het communisme - tegen het liberalisme - tegen het Verdrag van Versailles - tegen de joden (antisemitisme). Rassenleer was erg belangrijk.

Nationaalsocialisten: fascistische ideologie met racisme
Antisemitisme: jodenhaat
Rassenleer: theorie dat veronderstelt dat er superieure en minderwaardige rassen zijn

Slide 8 - Tekstslide

Theorie

Na de Eerste Wereldoorlog had Hitler zich aangesloten bij een groep mannen met extreemrechtse opvattingen. Hij was in rap tempo opgeklommen tot leider van de DAP en later de NSDAP

NSDAP=Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei

Slide 9 - Tekstslide

Theorie

Met het antisemitisme onderscheidde de NSDAP zich met andere fascistische groepen die overal in Europa ontstonden. Kort samengevat: het Duits nationaalsocialisme = fascisme + rassenleer.  

Opschrijven: 
De fascistische ideologie (=) heeft vier kenmerken:
1. Eenheid van de natie: Alles is voor het land. Individu is onbelangrijk. 
2. Verheerlijking van geweld en militarisme.
3. Gevoel en intuïtie zijn belangrijker dan het verstand. 
4. Het leidersbeginsel: er is ongelijkheid tussen mensen. Luister en respecteer degene die boven je staat. 

Slide 10 - Tekstslide

Theorie

In 1930 werd de NSDAP een massaorganisatie (=). Behalve de crisis, waar de regering dus geen oplossing voor had, groeide de aanhang van de NSDAP door de manier waarop ze campagne voerde. 

Slide 11 - Tekstslide

Theorie

De NSDAP maakte handig gebruik van propaganda

Hij maakte gebruik van:
  • radio/tv
  • massabijeenkomsten
  • opzwepende muziek
  • vlaggen/vaandels en symboliek
  • ingestudeerde toespraken

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Theorie

Na de mislukte staatsgreep en de tijd in de gevangenis veranderde Hitler en de NSDAP zijn tactiek: van een staatsgreep plegen naar mee doen met de parlementaire democratie

Door de economische crisis werd Hitler en de NSDAP in de kaart gespeeld en stemden veel mensen op Hitler omdat hij verandering en verbetering beloofde. 

Hoe ging dat in zijn werk?

Slide 14 - Tekstslide

Theorie

Bij de verkiezingen van januari 1933 wordt de NSDAP de grootste partij en omdat andere partijen niet een meerderheid konden vormen wordt Hitler de Rijkskanselier. 

Opschrijven:
Hitler wordt Rijkskanselier op 30 januari 1933. Zijn eerste politieke daad was het uitschrijven van nieuwe verkiezingen. Hij wilde namelijk een meerderheid in de Rijksdag. 

Slide 15 - Tekstslide

Theorie

Er kwamen nieuwe verkiezingen in maart 1933. Hitler wilde zoals gezegd proberen om meer dan de helft van de Rijksdag te krijgen. In totaal had de Rijksdag 647 zetels dus had Hitler genoeg aan hoe veel zetels .. ? 

Een week voor de verkiezingen gebeurde er echter iets heel belangrijks! Wie denkt te weten wat hier gebeurde? 


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


Rijksdagbrand
27 februari 1933



  • Een Nederlandse communist, Marinus van der Lubbe, wordt  opgepakt, veroordeeld en geëxecuteerd. 

  • Aan zijn schuld wordt echter nu nog steeds ernstig getwijfeld...

Slide 18 - Tekstslide

Theorie

Opschrijven(belangrijk):
Door de Rijksdagbrand en de arrestatie van een Nederlandse communist kon Hitler de communisten hiervan de schuld geven. 

Er kwam een noodwet die Hitler voorzag in 'alles te mogen doen om meer onrust te voorkomen' waarop hij duizenden communisten liet arresteren en 81 communistische zetels verbood. Ze hadden er nu dus nog (647-81=566) 283 nodig. 

Slide 19 - Tekstslide


Machtingswet
24 maart 1933



  • Hitler kan de noodtoestand in Duitsland uitroepen.
  • Het Duitse parlement neemt een noodwet aan, de Machtigingswet, die Hitler onbeperkte macht geeft: Duitsland is een dictatuur.

Slide 20 - Tekstslide


Machtingswet



  • De Grondwet kan door Hitler worden aangepast en opgeschort,  zonder goedkeuring van het Duitse parlement.
  • Alle partijen, behalve de NSDAP, worden verboden.
  • Sommige burgerrechten worden opgeschort (o.a. briefgeheim)

Slide 21 - Tekstslide

Theorie

Bij de nieuwe verkiezingen kreeg de NSDAP 288 stemmen. Niet de verwachtte 'grandioze' overwinning die werd beloofd de partij had meer dan de helft van de zetels in de Rijksdag! 

Opschrijven:
Door de nieuwe verkiezingen hadden Hitler en de NSDAP  in maart 1933 vrij spel in Duitsland. Met alle gevolgen van dien...

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


Nacht van de Lange Messen
juni 1934




  • Hitler kan door de Machtigingswet zijn tegenstanders uitschakelen.
  • Dit zijn in het begin vooral mensen binnen Hitlers eigen partij.
  • Sommigen worden zonder proces vermoord door de SS, anderen komen in concentratiekampen.

Slide 25 - Tekstslide


Führer
1934




  • Als president Hindenburg in 1934 overlijdt, komt er geen nieuwe president
  • Hitler is vanaf dat moment Führer, Leider, van Duitsland

  • Aan hem is onvoorwaardelijke trouw verschuldigd

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video


Hitler's populariteit stijgt
vanaf 1934




  • Hitler is rond 1934 mateloos populair. Het gaat goed in Duitsland. 
  • Zolang je niet tot een minderheid hoort, pluk je de vruchten van zijn beleid.
  • Door grootschalige werkverschaffingsprojecten daalt de werkloosheid snel, en krijgen Duitsers weer zelfvertrouwen én nationalistische gevoelens.

Slide 29 - Tekstslide

Trouw aan de Führer
vanaf 1934



  • Hitlerjugend: jongens werden voorbereid op een leven als soldaat die zonder nadenken de bevelen van de Führer opvolgde.
  • Bund Deutscher Mädel: meisjes leerden er hoe zij een goede huisvrouw konden zijn en dat de ideale Duitse vrouw veel kinderen baarde.


Slide 30 - Tekstslide


Neurenberger Rassenwetten
1935




  • Deze wetten moeten de rechten voor Joden sterk beperken, met als doel dat ze 'vrijwillig' uit Duitsland zouden vertrekken.

  • Zo mogen Joden geen Duitser meer zijn, of trouwen met een Duitse burger

Slide 31 - Tekstslide


Der Anschluß
maart 1938




  • Hitler wil alle Duitsers in één Groot Duits Rijk (Heim ins Reich). 
  • Hij maakt handig misbruik van de politieke chaos in Oostenrijk en speelt in op de gevoelens van het Oostenrijkse volk. 
  • Hij neemt Oostenrijk in en verklaart het als een deel van het Duitse Rijk

Slide 32 - Tekstslide





Het stembiljet waarmee de Oostenrijkers mogen aangeven of ze bij Duitsland willen horen...

Slide 33 - Tekstslide

Conferentie van München
september 1938



  • Frankrijk en Engeland zijn geschrokken van de Anschluß. 
  • Hitler belooft dat er geen oorlog komt als hij Sudetenland, Tsjecho-Slowakije, ook nog krijgt. 
  • Duitsland, Engeland, Frankrijk en Italië komen tot een akkoord. 
  • Appeasementpolitiek

Slide 34 - Tekstslide

Net als Oostenrijk, valt Sudetenland onder de Heim ins Reich-politiek, waarbij alle gebieden met Duitsers weer bij Duitsland moeten horen. Sudetenland was na de Eerste Wereldoorlog deel van de nieuwe staat Tsjecho-Slowakije geworden.

Slide 35 - Tekstslide

Kristallnacht
9 november 1938



  • In Parijs vermoordt een jonge Jood, Herschel Grynszpan, een Nazi. 
  • Na een vlammende radiotoespraak van Joseph Goebbels, trekken Duitsers massaal de straat op om eigendommen van Joden te vernielen.
  • De politie en SS kregen de opdracht om niet in te grijpen.

Slide 36 - Tekstslide


Hitler bezet Tsjecho-Slowakije
maart 1939




  • Hoewel Hitler in München had gezegd genoegen te nemen met Sudetenland, bezet hij geheel Tsjecho-Slowakije een half jaar later. 

  • Engeland en Frankrijk veroordelen de bezetting, maar doen niets.

Slide 37 - Tekstslide


Molotov-Ribbentrop Pact
augustus 1939




  • Hitler en Stalin zijn elkaars politieke vijanden
  • Hitler wil er echter zeker van zijn dat de Sovjet-Unie geen oorlog tegen hem  gaat beginnen, als Duitsland Polen aanvalt.
  • Ze sluiten een niet-aanvalsverdrag.

Slide 38 - Tekstslide


Duitsland valt Polen aan
1 september 1939




"Vanaf 5:45 uur wordt teruggeschoten!"

Hitler geeft aan dat hij wel móet reageren op een Poolse aanval op een Duits radiostation. De Duitsers hebben deze aanval in scène gezet.

Slide 39 - Tekstslide


Begin Tweede Wereldoorlog
3 september 1939




Na de Duitse aanval op Polen, kunnen Engeland en Frankrijk maar één ding doen: 

Duitsland de oorlog verklaren...

Slide 40 - Tekstslide

Leerdoelen nabespreken

Je kunt de kenmerken van het fascisme benoemen en uitleggen waarin de NSDAP nog verschilde;

Je kunt de populariteit van de NSDAP verklaren en uitleggen hoe Hitler in 1933 volledig aan de macht kwam;

Je kunt uitleggen wat de gevolgen hiervan waren voor Duitsland en Europa.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Huiswerk
Maken: vraag 1 t/m 12 van Deelcontext 1

(Morgen bespreken + opdracht over Volksgemeinschaft

Slide 43 - Tekstslide