Oefening vorm, lijn, kleur, compositie eerstejaars havo

Oefenquiz
Vorm, lijn, kleur en compositie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefenquiz
Vorm, lijn, kleur en compositie

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hoe noemen we de zwarte lijn om de vorm heen?
A
Contourlijn
B
Omtreklijn
C
Sihouet
D
Vormlijn

Slide 2 - Quizvraag

Welke soorten lijnen zijn er?
A
rechte, kromme, gebogen en gehoekte lijnen
B
rechte, kromme, gehoekte en gegolfde lijnen
C
rechte, gebroken, gebogen en gehoekte lijnen
D
rechte, gebroken, gebogen en gegolfde lijnen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een arcering?
A
Een vlak opgevuld met dicht bij elkaar getekende lijnen
B
Een vlak ingekleurd met een arceer stift.
C
Een zwart ingekleurd vlak
D
Een wit vlak

Slide 4 - Quizvraag

Hoe arceer je patronen die een suggestie van donker moet weergeven?
A
Wijd uit elkaar
B
Dicht op elkaar
C
Groot tekenen
D
Klein tekenen

Slide 5 - Quizvraag

Sleep het juiste begrip met het juiste plaatje
Textuur
Patroon
enkelvoudige arcering
Vrije arcering
Kruisarcering

Slide 6 - Sleepvraag

Wat kun je door middel van arceren bereiken?
A
licht/donker effect
B
ruimte creëren
C
schaduwen en diepte
D
structuur aanbrengen om een beeld te vullen

Slide 7 - Quizvraag

Welke techniek zie je op de afbeelding
A
Arcering
B
Pointilleren
C
Patroon
D
Assembleren

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn basisvormen
A
pyramide, bol en kubus
B
vierkant, ruit, rechthoek en cirkel
C
vierkant, driehoek, cirkel
D
vierkant, driehoek, rechthoek en cirkel

Slide 9 - Quizvraag

Een open vorm is een
A
Vorm die alleen een buitenste lijn heeft
B
Een vorm die aan een kant open is
C
Een lichte vorm met openingen
D
Een dichte vorm die licht is

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een organische vorm?
A
Een vorm die lengte en breedte heeft
B
een vorm afgeleid van mensen, dieren, planten
C
een wiskundige vorm
D
een vorm die lengte, breedte en diepte heeft

Slide 11 - Quizvraag

Organische vormen
Geometrische vormen

Slide 12 - Sleepvraag

Open vorm
Gesloten vorm

Slide 13 - Sleepvraag

Tweedimensionale vorm
Driedimensionale vorm
Geometrisch vorm
Organische vorm

Slide 14 - Sleepvraag

Wat zie je hiernaast afgebeeld?
A
een schilderij
B
een 3-D beeld
C
een reliëf
D
een 2-D werk

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn primaire kleuren?
A
De kleuren van een piramide
B
Basiskleuren om mee te mengen

Slide 16 - Quizvraag

De primaire kleuren zijn?
A
rood, groen en blauw
B
blauw, geel en rood
C
groen, paars en oranje
D
blauw, oranje en geel

Slide 17 - Quizvraag

Van Gogh maakte gebruik van...
A
Koude kleuren op de voorgrond warme kleuren in de achtergrond
B
Koude kleuren in de achtergrond, warme kleuren op de voorgrond
C
Alleen warme kleuren
D
Alleen koude kleuren

Slide 18 - Quizvraag

wat is een compositie?
A
Allemaal voorwerpen op een tafel.
B
Een schilderij of een foto.
C
Een ruimtelijk beeld.
D
De manier waarop vormen, kleuren, lijnen en richtingen in een kunstwerk zijn geordend /samengesteld.

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor compositie is dit?
A
Centrale compositie
B
Over-all compositie
C
Geen van beide
D
Horizontale compositie

Slide 20 - Quizvraag

Als je twee primaire kleuren met elkaar mengt noem je dat:
A
tertiare kleuren
B
secundaire kleuren
C
complementaire kleuren
D
as kleuren

Slide 21 - Quizvraag


Warme kleuren zijn
A
rood-blauw-groen
B
groen-blauw-roze
C
geel-rood-paars
D
rood-geel-oranje

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor een compositie is dit?
A
Driehoekscompositie
B
Symmetrie compositie
C
Centraalcompositie
D
Diagonaalcompositie

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor een compositie is dit
A
Driehoekscompositie
B
Centraalcompositie
C
Symmetrie compositie
D
Over-all-compositie

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van dynamiek?
A
Beweging in een kunstwerk
B
Een abstracte vorm zonder beweging
C
Een onveranderlijke afbeelding
D
Een monochrome kleurstelling

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een statische compositie?
A
Een dynamische en bewegende compositie
B
Een vaste en niet veranderende samenstelling
C
Een tijdelijke en onzekere samenstelling
D
Een wijzigende en flexibele samenstelling

Slide 26 - Quizvraag

Deze vorm noem je
A
contour
B
silhouet

Slide 27 - Quizvraag