Havo 2018- vraagtypen Speak Deutsch

Übung macht den Meister
Leesvaardigheid - vraagtypen
Pas jij de leestrucs toe?
Vraagtypen
Signaalwoorden

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Übung macht den Meister
Leesvaardigheid - vraagtypen
Pas jij de leestrucs toe?
Vraagtypen
Signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Welke teksten?
Tekst 4 "Yess, we speak Deutsch" (samen)
Tekst 5 (module 2018 2)
Tekst 6  (module 2018 2)
Tekst 7 (module 2018 2) 

Slide 2 - Tekstslide

Welche Fragen nochmal? I
1) Stelling: aannemen (goed) of verwerpen (fout).

2) Gaten: invullen van een thematisch woord (bv. samenleving)
3) Gat-tekstverband: bedenken signaalwoord voor aangeven van verband.





Slide 3 - Tekstslide

Welche Fragen II ?
Alinea/zin- analyse vanuit functie vs. emotie
4) Functie: relativering, toelichting (Erklärung), generalisering (Allgemeinisierung), weerlegging (Widerlegung) 
5) Emotie: ironisch, sarcastisch, zakelijk (sachlich), enthousiast (begeistert), kritisch, emotiegeladen. Schrijver geeft een ‘toon’.




Slide 4 - Tekstslide

Welche Fragen III? 
6) Openvraag: in de tekst een woord(groep) kiezen dat het onderwerp het sterkst duidelijk maakt.

7) Meerkeuze: reden(en) vs. detail/onderdeel aangeven.
8) Hoofdgedachte/kern: lees eerste en laatste alinea (laatste/eerste zinnen). Formuleer zelf wat jij denkt dat de verhaallijn is.


Slide 5 - Tekstslide

Yes, we speak Deutsch
In New York ist die deutsche Sprache beliebt wie nie zuvor. Man
speist in Restaurants mit deutschen Namen und schwärmt von
Berlin.

Slide 6 - Tekstslide

Waar gaat de tekst over?
Welke vermoedens heb je?

Slide 7 - Woordweb

Geef eerst vraagtype aan en maak de vraag
Amerikanen vinden Duits cool.
2p 10 Welke twee verklaringen worden daarvoor in alinea 1 gegeven?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het vraagtype?
"2p 10 Welke twee verklaringen worden daarvoor in alinea 1 gegeven?"
A
meerkeuzevraag; detail
B
open vraag; woordgroep
C
meerkeuze vraag; reden
D
open vraag; redenen

Slide 9 - Quizvraag



Absatz 1: hier in twee delen opgeknipt- Waarom vinden Amerikanen Duits cool?

Die Fette Sau platzt fast aus allen Nähten. Bärtige Männer mit engen 
Jeans und dezent geschminkte Frauen in Retrokleidern drängen sich an
den rustikalen Holztischen des Restaurants. Die Fette Sau steht nicht in
Erding, sondern in Williamsburg, dem trendigsten Stadtteil von Brooklyn,New York. Hier heißen Smoothieläden Essbar und edle Imbissbuden Landhaus. Wer weiß, was angesagt ist, geht dort essen, sagt über statt cool – oder belegt einen Deutschkurs. 

Die Sprache von Goethe und Schiller ist hip, Deutschunterricht wird seit 2010 immer beliebter. Ein Grund dafür ist die gestiegene Attraktivität Deutschlands als Wirtschafts standort, aber auch das Image von Berlin als trendige Kunst- und
Kulturmetropole.

Slide 10 - Tekstslide

Welke woordengroep geeft in de alinea een reden/oorzaak/verklaring aan?

Slide 11 - Open vraag



Absatz 1: hier in twee delen opgeknipt- Waarom vinden Amerikanen Duits cool?

Die Fette Sau platzt fast aus allen Nähten. Bärtige Männer mit engen 
Jeans und dezent geschminkte Frauen in Retrokleidern drängen sich an
den rustikalen Holztischen des Restaurants. Die Fette Sau steht nicht in
Erding, sondern in Williamsburg, dem trendigsten Stadtteil von Brooklyn,New York. Hier heißen Smoothieläden Essbar und edle Imbissbuden Landhaus. Wer weiß, was angesagt ist, geht dort essen, sagt über statt cool – oder belegt einen Deutschkurs. 

Die Sprache von Goethe und Schiller ist hip, Deutschunterricht wird seit 2010 immer beliebter. Ein Grund dafür ist die gestiegene Attraktivität Deutschlands als Wirtschafts standort, aber auch das Image von Berlin als trendige Kunst- und
Kulturmetropole.

Slide 12 - Tekstslide

Welke twee verklaringen (waarom Amerikanen Duits cool vinden) zijn er?
En welke signaalwoorden geven dit aan?

Slide 13 - Open vraag

Welke type vraag?- Welke herkenningswoorden?- markeer!
„Der angesagte … in Berlin.“ (Zeile 16-18) ist in Bezug auf den
vorangehenden Satz
A eine Erklärung.
B eine Relativierung.
C eine Schlussfolgerung.
D eine Steigerung. 

Slide 14 - Tekstslide

Der angesagte … in Berlin.“ (Zeile 16-18) ist in Bezug auf den
vorangehenden Satz?
A
emotievraag
B
meerkeuzevraag
C
hoofdgedachtevraag
D
functievraag

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de functie naar vertaling
Verklaring

Relativierung

Steigerung
Afzwakking
Verklaring
Schlussfolgerung
Conclusie
versterking

Slide 16 - Sleepvraag

Hierna lees je de alinea 
„Der angesagte … in Berlin.“ (Zeile 16-18) ist in Bezug auf den
vorangehenden Satz
A eine Erklärung.
B eine Relativierung.
C eine Schlussfolgerung.
D eine Steigerung. 

Slide 17 - Tekstslide


Berlin steht bei vielen jungen Amerikanern für niedrige Mieten und große Freiräume. Nach Williamsburg zu ziehen wirke fast so, als wolle man diese Art von Berlin nachahmen, beobachtet der britische Bestsellerautor Ben Schott: „Berliner Clubs, die 24 Stunden am Tag geöffnet haben, sind der ‚Brooklyn Dream‘.“ Der angesagte Club Output (16-18) in Williamsburg wirbt sogar damit, das gleiche Ambiente zu bieten wie das Berghain in Berlin.

Slide 18 - Tekstslide


„Der angesagte … in Berlin.“ (Zeile 16-18) ist in Bezug auf den vorangehenden Satz?

A
Erklärung
B
Relativierung
C
Schlussfolgerung
D
Steigerung

Slide 19 - Quizvraag

Waarom 'Steigerung' (D)?
1e Zin: Berlijn staat voor lage huren en veel vrije ruimte. 
2/3e zin: deze manier van Berlijn nadoen.
4e/5e (laatste) zin: de club maakt zelfs reclame dezelfde sfeer (Ambiente) aan te bieden als de Berlijnse club X. 
Dit is een VERSTERKTE herhaling: na-apen van de Berlijnse club.

Slide 20 - Tekstslide

Welk vraagtype? 
neue deutsche Wörter” (regel 19-20)
1p 12 Welk ander woord wordt hiervoor in alinea 2 gebruikt?
Citeer het betreffende zelfstandig naamwoord. 

Slide 21 - Tekstslide

neue deutsche Wörter” (regel 19-20)
1p 12 Welk ander woord wordt hiervoor in alinea 2 gebruikt?
Citeer het betreffende zelfstandig naamwoord.
A
gatenvraag
B
functievraag
C
openvraag
D
stelling

Slide 22 - Quizvraag

Open vraag
Je zoekt synoniem voor 'neue deutsche Wörter"- kortom welk woord/woordengroep maakt dit duidelijk?

Slide 23 - Tekstslide

 Schott hat gerade das Buch Schottenfreude: German
Words for the Human Condition veröffentlicht. Darin erfindet er neue deutsche Wörter für Alltägliches aber bislang Namenloses wie Sonntagsleere, eine Depression am Sonntagnachmittag oder Gastdruck, die Strapaze, ein guter Gast sein zu müssen. 
Die New York Times berichtete auf einer ganzen Seite über die Sprachschöpfungen. Englische Muttersprachler lernen, statistisch gesehen, selten Fremdsprachen. „Deshalb macht es uns Spaß, Wörter aus anderen Sprachen zu übernehmen, ohne gleich die Grammatik zu lernen“, so Schott.

let op: het woord dat je moet overnemen is niet gemarkeerd.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het synoniem voor 'neue deutschen Wörter'? tip: Kun je het afleiden aan een woord dat met 'taal' te maken heeft?

Slide 25 - Open vraag

Truc: Open Vraag- Woordafleiding
Heb je eraan gedacht een 'woordenweb' te maken? In de tekst zie je
"neue deutsche Wörter", Muttersprachler, Fremdsprachen, Sprache.  Woorden die met het onderwerp "nieuwe woorden/taal" te maken hebben. Alleen het is nog niet "neue deutsche Wörter" gelijkgesteld.

Je ziet wel Sprachschöpfungen en dit lijkt op Sprache. Er na staat: NY Times heeft hier  over geschreven. Dit is een  aanwijzing over de nieuwe woorden. Schöpfung check je: schepping.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het vraagtype?
Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 28?
A dagegen
B demzufolge
C trotzdem 

Slide 27 - Tekstslide

Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 28?
A dagegen
B demzufolge
C trotzdem
A
open vraag- thema
B
functie
C
meerkeuze
D
gatenvraag-signaalwoord

Slide 28 - Quizvraag

Sleep DU signaalwoord naar het NL
demzufolge
trotzdem
dagegen
Daarom
desondanks
daartegen

Slide 29 - Sleepvraag

Welk signaalwoord?
Deshalb macht es uns Spaß, Wörter aus anderen Sprachen zu übernehmen, ohne gleich die Grammatik zu lernen“, so Schott. Außerdem klängen englische Wörter oft albern. Deutsch, die Sprache der Psychoanalyse, habe .........Tiefe

Slide 30 - Tekstslide

Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 28?
A
demzufolge
B
trotzdem
C
dagegen

Slide 31 - Quizvraag

Meerdere signaalwoorden- maar welke invullen?
Deshalb Wörter übernehmen= daarom
Außerdem klängen englische Wörter oft albern Deutsch, die Sprache der Psychoanalyse, habe dagegen Tiefe.
>Amerikanen nemen vreemde woorden over
>Bovendien klinken Engelse woorden stom
>Duits heeft daarentegen diepte (tegenstelling/contrast). 



Slide 32 - Tekstslide

Welk vraagtype? 
uber im Namen – ohne Umlaut“ (Zeile 38)
 Warum benutzen laut dem 3. Absatz amerikanische Unternehmer oft „uber“ statt „über“?

A Das kann man dem Text nicht entnehmen.
B Der umlautlose Begriff ist den meisten Amerikanern schon bekannt.
C Sie möchten damit den Amerikanern sprachlich entgegenkommen.
D Sie möchten damit zeigen, wie kreativ sie sind. 

Slide 33 - Tekstslide


Warum benutzen laut dem 3. Absatz amerikanische Unternehmer oft „uber“ statt „über“?
A
open vraag
B
functievraag
C
hoofdgedachte
D
meerkeuze; reden/detail

Slide 34 - Quizvraag

 Warum benutzen laut dem 3. Absatz amerikanische Unternehmer oft „uber“ statt „über“?
A Das kann man dem Text nicht entnehmen.
B Der umlautlose Begriff ist den meisten Amerikanern schon bekannt.
C Sie möchten damit den Amerikanern sprachlich entgegenkommen.
D Sie möchten damit zeigen, wie kreativ sie sind. 

Slide 35 - Tekstslide

Nach den New Yorker Hipstern greifen nun auch US-Werbestrategen zu dem positiv belegten Wort über: Es gibt einen Über-Müsliriegel, und vegane Über-Snacks. 

Zahlreiche Unternehmen tragen uber im Namen – ohne Umlaut, um die Kundschaft phonetisch nicht zu überfordern. „Der Begriff weckt die Assoziationen von Intelligenz und einem ironischen Abstand zur Kultur“, erklärt Jarosinski. Das passt zum avantgardistischen Selbstbild amerikanischer Hipster, deren Deutschlandbild heute mehr vom pulsierenden Berlin geprägt ist als von Lederhosen und Schweinebraten wie früher.  

Slide 36 - Tekstslide

Warum benutzen laut dem 3. Absatz amerikanische Unternehmer oft „uber“ statt „über“?

A
Kann man nicht dem Text entnehmen.
B
Umlautlose Begriff ist den Amerikanern schon bekannt.
C
Sie möchten den Amerikanern sprachlich entgegenkommen.
D
Sie möchten damit zeigen, wie kreativ sie sind.

Slide 37 - Quizvraag

Sprachlich entgegenkommen= tegemoetkomen.
Grote verhaallijn: Duits is hip (hipsters/ondernemers). Tegelijk gaat het hier om über vs. uber. Het gaat natuurlijk om de umlaut en het gaat natuurlijk om de (uitspraak van de) Kundschaft (klanten). Voor Amerikanen is dit lastig uit te spreken.

Slide 38 - Tekstslide

Welk vraagtype?
Bärtige Männer mit engen Jeans und dezent geschminkte Frauen in Retrokleidern” (regel 1-2). 
Met welk zelfstandig naamwoord worden deze personen in het vervolg van de tekst aangeduid? 

Slide 39 - Tekstslide

Met welk zelfstandig naamwoord worden deze personen in het vervolg van de tekst aangeduid?
A
open vraag
B
gaten vraag; thema
C
gaten vraag; signaalwoord
D
functievraag

Slide 40 - Quizvraag

Heb jij nog de grote verhaallijn voor ogen?

Met welk (znw) komt dit overeen? > 1e  alinea:

Die Fette Sau platzt fast aus allen Nähten. Bärtige Männer mit engen Jeans und dezent geschminkte Frauen in Retrokleidern drängen sich an den rustikalen Holztischen des Restaurants.

Tip: check in midden en einde tekst (verhaallijn) én dan met eerste alinea+ plaatje+ titel






Slide 41 - Tekstslide

Welk zelfstandig naamwoord voor "bärtige Männer + dezent geschminkte Frauen"?

Slide 42 - Open vraag

Lees bij thema open vraag; eerste+ laatste zinnen alinea.
Das passt zum avantgardistischen Selbstbild
amerikanischer Hipster, deren Deutschlandbild heute mehr vom pulsierenden Berlin geprägt ist als von Lederhosen und Schweinebraten wie früher.

Slide 43 - Tekstslide

Heb je de vraagtypen herkend?
En daarbij gelet op signaalwoorden + herkenningswoorden in de vraag én in de alinea?
Heb je bij antwoordmogelijkheden nagedacht over relatie met de grote verhaallijn? (als check)
Helpt deze aanpak in het maken van een keuze bij MC-vragen?
tip: slide 3,4,5 en document leesvaardigheid opnieuw bekijken.

Slide 44 - Tekstslide