501

H5: Energie
Op tafel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5: Energie
Op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
- Planning bekijken
- Start H5: Energieomzettingen
> Wat weet je al over energie?
> Uitleg nieuwe stof.
> Voorbeeld opdrachten.
> Zelf opdrachten maken.
> Afsluitende quiz.

Slide 3 - Tekstslide




maandag 19 juni: Toets H5
vandaag
5.1: Energieomzettingen
vr 2 juni
5.2: Energiegebruik in huis
ma 5 juni
5.3: Opwekken van energie
vr 9 juni
5.4: Milieu
ma 12 juni
Samenvattend werkblad
vr 16 juni
Oefentoets

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vermogen...
.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vermogen...
.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.
vermogen=tijdenergie

Slide 8 - Tekstslide

Vermogen...
.. geeft aan hoe snel een apparaat energie verbruikt.

... geeft aan hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt.
vermogen=tijdenergie
P=tE

Slide 9 - Tekstslide

Elektrische energie op 2 manieren
E=Pt
E=Pt
joule=wattseconde
J=Ws
kilowattuur=kilowattuur
kWh=kWh
3600000J=1kWh
1000W=1kW
3600s=1h

Slide 10 - Tekstslide

Elektrische energie
P=tE
P is het elektrische vermogen in watt W
E is de elektrische energie in joule (J)
t is de tijd in seconde (s)
PtE

Slide 11 - Tekstslide

Elektrische energie
P=tE
P is het elektrische vermogen in watt (W)
E is de elektrische energie in joule (J)
t is de tijd in seconde (s)
PtE
P is het elektrische vermogen in kilowatt (kW)
E is de elektrische energie in kilowattuur (kWh)
t is de tijd in uur (h)
OF

Slide 12 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de elektrische energie die een lamp verbruikt?

Slide 13 - Tekstslide

Energieomzettingen
Apparaten zetten de energievorm om naar een andere.
De verschillende energievormen:
- Chemische energie (brandstoffen, ook eten)
- Elektrische energie
- Stralingsenergie (licht hoort hierbij)
- Zwaarte-energie (als er iets wordt opgetild)
- Bewegingsenergie 

Slide 14 - Tekstslide

Energiestroomdiagram

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 17 - Tekstslide

Rendement
Het deel van de energie die nuttig wordt omgezet noem je rendement.

Slide 18 - Tekstslide

Rendement
Het deel van de energie die nuttig wordt omgezet noem je rendement.
Voorbeeld:
Een lamp maakt met 300 J elektrische energie
275 J aan licht.
Wat is het rendement?

Slide 19 - Tekstslide

Rendement
Het deel van de energie die nuttig wordt omgezet noem je rendement.

                                               %
Voorbeeld:
Een lamp maakt met 300 J elektrische energie
275 J aan licht.
Wat is het rendement?
η=EinEnuttig100

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk
Opdracht 7
Opdracht 11
timer
1:00
Opdracht 14
Klaar? Lees 5.2 en maak 20

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een energiestroomdiagram?
A
Een diagram dat laat zien hoeveel energie een apparaat verbruikt
B
Een diagram dat laat zien hoe energie wordt opgeslagen
C
Een diagram dat laat zien hoe energie door een apparaat gaat
D
Een diagram dat laat zien hoe energie wordt opgewekt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen energievorm?
A
Bewegingsenergie
B
Zwaarte-energie
C
Stralingsenergie
D
Groene energie

Slide 25 - Quizvraag

Wat is rendement?
A
Het deel van de energie die nuttig wordt omgezet
B
Het totale energieverbruik van een apparaat
C
Het deel van energie dat niet nuttig wordt omgezet
D
Het deel van energie dat verloren gaat

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekenen de letters in de formule voor energie?
A
P is het elektrische vermogen in watt E is de elektrische energie in joule t is de tijd in uur
B
P is het elektrische vermogen in watt E is de elektrische energie in joule t is de tijd in dag
C
P is het elektrische vermogen in kilowatt E is de elektrische energie in kilowattuur t is de tijd in seconde
D
P is het elektrische vermogen in watt E is de elektrische energie in joule t is de tijd in seconde

Slide 27 - Quizvraag

Wat geeft vermogen aan?
A
Hoe snel een apparaat energie opwekt
B
Hoeveel energie een apparaat verbruikt
C
Hoeveel energie een apparaat in een bepaalde tijd verbruikt
D
Hoe snel een apparaat energie omzet

Slide 28 - Quizvraag

Waar zou je de volgende les nog
extra uitleg over willen?

Slide 29 - Woordweb

Huiswerk:
Opdracht 7
Opdracht 11
Opdracht 14

Slide 30 - Tekstslide