WERKWOORDSPELLING

WERKWOORDSPELLING
Na deze les weet jij precies hoe het zit met d's, t's en dt's
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING
Na deze les weet jij precies hoe het zit met d's, t's en dt's

Slide 1 - Tekstslide

Welke werkwoordsvormen
ken je allemaal?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 4 - Open vraag

Moet je de persoonsvorm spellen en moet de zin in de tegenwoordige tijd, dan:


ik = ik-vorm
jij/hij/zij = ik-vorm + t
wij/jullie/zij = hele werkwoord







Slide 5 - Tekstslide

Ik ........... (vieren) mijn verjaardag in september
A
vier
B
viert
C
vierd
D
vierdt

Slide 6 - Quizvraag

Janneke ......... (worden) volgende week 16 jaar.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 7 - Quizvraag

verleden tijd
nu is het van belang dat je het verschil kent tussen een zwak en sterk werkwoord

Slide 8 - Woordweb

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een sterk werkwoord?

Dan schrijf je gewoon op wat je hoort:
lopen - liepen
kijken - keken
eten - aten

Slide 9 - Tekstslide

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een zwak werkwoord?

Dan is het de ik-vorm + de(n) of  te(n)
beantwoord --> beantwoordde
leef --> leefde
schop --> schopte



Slide 10 - Tekstslide

Wanneer de(n) en wanneer te(n)
Hij ...[geloven] niets van jouw verhaal.
langer maken en bij twijfel 't sexy fokschap gebruiken

hele werkwoord = geloven
ik-vorm = geloof
stam = gelov
Zit de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?
Dan gebruik je te(n)


Slide 11 - Tekstslide

Hij .....[branden] zijn billen aan de kachel. (v.t.)

Slide 12 - Open vraag

In de winkel .... [passen] Jessica een nieuwe broek. (v.t.)

Slide 13 - Open vraag

Michael en José ..... [missen] de bus naar school. (v.t.)

Slide 14 - Open vraag

Het .... [misten] zo erg dat we de huizen niet zagen. (v.t.)

Slide 15 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Gebruik  't kofschip taxi

Hij gelooft mij nooit.
Hij heeft mij nooit geloofd.

Want --> geloven - gelov
v zit niet in 't kofschip taxi, dus d

Slide 16 - Tekstslide

Ik heb gisteren buiten ......
A
gespeelt
B
gespeeldt
C
gespeeld

Slide 17 - Quizvraag

Heb jij jouw kamer al .....
A
opgeruimt
B
opgeruimdt
C
opgeruimd

Slide 18 - Quizvraag

Wij hebben onze vakantie vorige week .....
A
geboekt
B
geboekdt
C
geboekd

Slide 19 - Quizvraag

Onderweg naar school ben ik .....
A
verdwaalt
B
verdwaaldt
C
verdwaald

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide