In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij economie mavo 3
Eten en drinken alléén in de pauze
Telefoon in de (telefoon-) tas
Al je werkspullen op tafel
Laptop aan LessonUp opgestart
We starten als de timer klaar is
timer
3:00
Slide 1 - Tekstslide
Opbouw van de les
herhalen leerdoelen vorige les
instructie leerdoelen
zelfstandig werken
vóór de volgende keer
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer je iets koopt, gebruik je geld als rekenfunctie
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Welk begrip past bij deze beschrijving? "tastbaar geld in de vorm van bankbiljetten en munten die mensen in hun portemonnee hebben of in de kassa
A
chartaal
B
giraal
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen debetsaldo en creditsaldo op je bankrekening?
Slide 5 - Open vraag
Als je alleen over chartaal geld zou beschikken, kan je nooit in de min komen
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Herhalen leerdoelen vorige les
Je weet:
welke vormen van geld er zijn
hoe je met deze vormen kan betalen
wat de voor- en nadelen zijn van deze vormen
Slide 7 - Tekstslide
Leerdoelen van de les
Je weet aan het eind van de les:
welk belang de bank heeft bij sparen
wat redenen zijn om te sparen
hoe je berekent wat sparen oplevert aan rente
Slide 8 - Tekstslide
Welke vormen van sparen ken je allemaal?
Slide 9 - Woordweb
Vormen van geld
We onderscheiden twee vormen van geld:
Chartaal geld (tastbaar) alle munten bankbiljetten
giraal geld (niet tastbaar) bv geld op de rekening
Belang van banken bij sparen
Slide 10 - Tekstslide
Is de rente voor de spaarders hoger of is de rente voor de leners hoger?
A
spaarders
B
leners
C
even hoog
Slide 11 - Quizvraag
Waarom zou je sparen?
Slide 12 - Woordweb
Spaarmotieven
Voor een doel: bijvoorbeeld over twee jaar een scooter
Uit voorzorg: bijvoorbeeld voor een wasmachine die kapot kan gaan
Voor de rente
Slide 13 - Tekstslide
Familie Jansen legt iedere maand geld opzij voor onverwachte uitgaven. Dit is het spaarmotief:
A
uitvoorzorg
B
voor een doel
C
voor de rente
Slide 14 - Quizvraag
Verschillende vormen van rente
Rente is debeloning voor het sparen
Variabele rente: het rentepercentage kan veranderen. bij "gewone" spaarrekeningen waarbij je geld vrij opneembaar is
Vaste rente: het rentepercentage verandert niet. Bv op een spaardeposito (een spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat)
Slide 15 - Tekstslide
Een spaardeposito levert meer op dan een gewone spaarrekening bij hetzelfde rentepercentage
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Enkelvoudig of samengesteld
Een ander verschil is enkelvoudige of samengestelde rente.
Bij enkelvoudige rente krijg je de rente aan het eind van het jaar uitgekeerd. (het komt dus niet op je spaarsaldo erbij)
Bij samengestelde rente krijg je de rente aan het eind van het jaar bijgeschreven op je spaarsaldo
Slide 17 - Tekstslide
Vormen van geld
We onderscheiden twee vormen van geld:
Chartaal geld (tastbaar) alle munten bankbiljetten
giraal geld (niet tastbaar) bv geld op de rekening
Enkelvoudige rente
Slide 18 - Tekstslide
Vormen van geld
We onderscheiden twee vormen van geld:
Chartaal geld (tastbaar) alle munten bankbiljetten
giraal geld (niet tastbaar) bv geld op de rekening
samengestelde rente
Slide 19 - Tekstslide
Bereken de samengestelde rente. Er staat € 1.000 op de spaarrekening, met 2% rente. Wat is het saldo na 1 jaar en na 2 jaar? Hoeveel rente heb je dus na 2 jaar ontvangen?
Slide 20 - Open vraag
Gevolg sparen bij inflatie
Inflatie is de algemene stijging van prijzen van producten en diensten.
Als de spaarrente lager is dan de inflatie dan is dat nadelig. Je kan namelijk met je gespaarde geld minder kopen!
Slide 21 - Tekstslide
Wat maak ik in de les?
Opdracht 22 & 24 (lees ook de theorie door!)
Hoe maak ik het?
Zelfstandig en je schrijft je antwoorden op in je schrift
Welke hulp kan ik verwachten?
Eerste 5 minuten géén hulp. Je werkt voor jezelf in stilte
Daarna kan je vragen stelen aan de docent. Je werkt voor jezelf in stilte
Vraag? Hand omhoog > docent komt langs
Wat als je klaar bent?
Werk verder aan de eindopdracht 18, 19, 23, 25 & 26
We sluiten straks af met opdracht 22 & 24
timer
5:00
timer
5:00
Slide 22 - Tekstslide
Welke drie spaarmotieven zijn er?
Slide 23 - Open vraag
Als de rente hoger is dan de inflatie, dan is dat nadelig voor je
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Bij een spaardeposito heb je géén last van renteschommelingen