1. Ik
doe niet
mee. 1. Hij
vult het formulier
in.
2. Ik was de borden af. 2. Hij raakt mij aan.
3. Ik geef morgen geen les. 3. Hij stapt bij de bushalte uit.
4. Ik lach mijn vriendin nooit uit. 4. Hij stuurt het pakketje op.
5. Ik neem dit cadeau graag aan. 5. Hij geeft het bericht door.
6. Ik bel mijn vriend op. 6. Hij denkt goed na.
7. Ik maak het huis schoon. 7. Hij legt de som uit.
8. Ik geef veel geld uit. 8. Hij staat om zeven uur op.