In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
1.6 Allemaal anders
Slide 1 - Tekstslide
1.5: Allemaal anders
Ik kan aanpassingen bij planten beschrijven
Ik kan aanpassingen bij dieren beschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Allemaal anders
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun leefwijze en leefomgeving
Slide 3 - Tekstslide
Overleven
Wat heb je nodig om te kunnen overleven? (4 V's)
Voedsel
Verdediging tegen/aanpassing aan omgeving
Ontkomen aan vijanden
Voortplanten
Slide 4 - Tekstslide
Aangepassingen bij planten.
Planten in het water hebben weinig stevige delen, niet nodig, water geeft stevigheid).
Ze groeien in bovenste deel van het water, omdat ze licht nodig hebben.
Slide 5 - Tekstslide
Plant aangepast aan natte omgeving
Plant aangepast aan droge omgeving
Slide 6 - Tekstslide
Aanpassing bij planten
Slide 7 - Tekstslide
Verdediging tegen vraat
mechanische afweer: haren, stekels, etc
chemische afweer: cafeïne, nicotine - Direct: gifstof - Indirecte: de natuurlijke vijand wordt gelokt
Slide 8 - Tekstslide
Aanpassingen bij dieren
Slide 9 - Tekstslide
Dieren
Verdedigen
Ook dieren verdedigen zich, bijvoorbeeld door:
- stekels
- schutkleuren
- gif
- pantser
- gevaarlijk lijken
Slide 10 - Tekstslide
Aanpassingen dieren aan de temperatuur
gematigde omgeving
Koude omgeving: Warme omgeving: kleine oren en poten grote oren en poten
Slide 11 - Tekstslide
Gestroomlijnd
Slide 12 - Tekstslide
Gestroomlijnd
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd.
Daardoor kunnen zij sneller door het water.
Slide 13 - Tekstslide
gestroomlijnd
Slide 14 - Tekstslide
Vissen (gestroomlijnd)
gestroomlijnd
Slide 15 - Tekstslide
Niet gestroomlijnd
Wel gestroomlijnd
Slide 16 - Tekstslide
Aanpassingen bij vissen
Slide 17 - Tekstslide
Aanpaste ademhalingsorganen
Een dier kan ademhalen met de huid, met longen of met kieuwen.
Slide 18 - Tekstslide
Aanpassing eencellige
Geen ademhalingsorganen
Ademhaling via het celmembraan
Slide 19 - Tekstslide
Eencellige
Ademhaling via celmembraan
Geen speciale ademhalingsorganen
Slide 20 - Tekstslide
Hoe heeft dit organisme zich aangepast?
Slide 21 - Tekstslide
Hoe zijn dieren aangepast aan hun voedsel?
Vogels hebben verschillende soorten gebitten
Slide 22 - Tekstslide
Hoe heeft dit organisme zich aangepast?
Slide 23 - Tekstslide
Aangepaste snavels
Voeden
Vogels hebben verschillende snavels, aangepast aan het voedsel dat ze eten.
Slide 24 - Tekstslide
Aangepast aan bodem
Voortbewegen
De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond waarop het dier leeft
Zie volgende video!
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Aangepast
Voortbewegen
Zoolgangers: lopen op hele voetzool
Teengangers: lopen op hun tenen
Topgangers: lopen op toppen van hun tenen (ook wel hoefgangers)
Slide 27 - Tekstslide
Allemaal anders
Begrippen:
aanpassingen
aanpassingen bij planten - uitdroging
aanpassingen bij dieren -
gestroomlijnd/verschillende snavels/verschil in lopen
Slide 28 - Tekstslide
Hiernaast zie je een poolvos. Wat is geen aanpassing aan de omgeving van de poolvos?
Bio leerdoel 42
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte
Slide 29 - Quizvraag
Een plant kan zich aanpassen aan de omgeving. Als een plant in de schaduw staat, dan maakt hij zijn stengel zo lang mogelijk. Op die manier probeert de plant uit de schaduw te komen. Welke twee levenskenmerken zijn daarbij betrokken?
A
Groeien en voortplanten.
B
waarnemen en voortplanten
C
Voortplanten en waarnemen.
D
Waarnemen en
groeien.
Slide 30 - Quizvraag
Planten en dieren hebben aanpassingen die helpen te overleven in hun omstandigheden.
Kies de bewering die NIET klopt.
A
Een cactus heeft een dikke stengel om vocht op te slaan
B
Een kat heeft lange nagels om mee te kunnen klimmen
C
Een boom heeft diepe wortels om stevig te staan
D
Een mens heeft grote hoektanden om vlees te verscheuren
Slide 31 - Quizvraag
Camouflage van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.
Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag
Slide 33 - Quizvraag
Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel
Slide 34 - Quizvraag
Welke aanpassing heeft een bramenplant?
A
stekels
B
brandharen
C
gifstof
D
gifstekel
Slide 35 - Quizvraag
Afsluiting
Leerdoelen:
Je kunt voorbeelden geven van aanpassingen die organismen doen om te leven.
Aanpassingen voor: leefomgeving, voeden, voortbewegen en verdedigen
Oefen de flitskaarten en maak Test Jezelf, óf bekijk het volgende filmpje over aanpassingen bij dieren.