Workbook B lesson 2 - reading

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 4

Workbook B lesson 2 - reading

Today's goals

Aan het einde van de les kun je informatie uit verschillende teksten met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken.

Wat doen we vandaag?

1. Looking back (lesson 1)

2. Tekstvorm vs tekstsoort

3. Teksten vergelijken

4. Vraagsoorten

5. Afronding

Looking back

Quiz time! 

Bij verkennend lezen kijk ik naar:

Uit welke 3 onderdelen bestaat een tekst meestal?

1. start - middenstuk - einde
2. inleiding - conclusie - afsluiting
3. inleiding - kern - slot
4. start - middenstuk - samenvatting

Wat lees je als je wil weten waar de tekst over gaat?

1. inleiding
2. kern
3. slot

Wat lees je als je wil weten welke informatie je tegen gaat komen in een tekst?

1. eerste zin van elke alinea
2. laatste zin van elke alinea
3. elke alinea
4. eerste en laatste zin van elke alinea

Wat lees je als je wil weten wat de belangrijkste informatie in een tekst is?

1. eerste alinea
2. middenstuk
3. laatste alinea

Wat voor 'n woorden moet je het vaakst invullen bij een gap question?

Tekstsoort vs. tekstvorm

Informerende teksten, activerende teksten betogende teksten, en amuserende teksten zijn voorbeelden van....

1. Tekstvormen
2. Tekstsoorten

Een reclame, advertentie, brief of artikel zijn voorbeelden van

1. Tekstvorm
2. Tekstsoort

Teksten vergelijken

Teksten vergelijken

1. Titel van het onderdeel/titel van de teksten lezen.
2. Plaatjes bekijken
3. Teksten scannen op dezelfde (soort) woorden.

Maak 1 en 2

Vraagsoorten

Welke vraagsoorten ken je al?

Vraagsoorten

• Meerkeuzevragen: Altijd maar 1 goed antwoord
• Juist/onjuist vraag, ook: wel/niet, wel genoemd/niet genoemd
• Invulvraag: 'Gap question', vaak moet je daar signaalwoorden invullen.
• Open vragen (alleen TL): beantwoord een openvraag kort en bondig. 
• Citeren (alleen TL): citeer het gedeelte van de tekst waarin het antwoord wordt genoemd. 

Meerkeuzevraag

1. Lees de tekst verkennend

2. Lees de vraag, zonder de antwoorden.

3. Lees het deel van de tekst waar de vraag over gaat.

4. Bedenk wat het antwoord op de vraag is -> Waarom? 

5. Lees de antwoorden door.

6. Kies het antwoord dat het beste past bij je eigen antwoord.

Tip: Lees heeeeel nauwkeurig en check of het antwoord precies in de tekst staat.

Zo niet? Dan is dat niet het antwoord op de vraag.

Juist/onjuist vraag: Als de bewering helemaal klopt met wat je hebt gelezen is de bewering juist.

1. Juist
2. Onjuist

Open vragen

• Een antwoord in je eigen woorden geven.
• Aangeven waar je in de tekst informatie kan vinden (bijv. alineanummer invullen) 

Open vragen beantwoord je altijd in het...

1. Nederlands
2. Engels

Bij citeren moet je altijd de hele zin opschrijven.

1. Waar
2. Niet waar

Citeren

Betekent: Het letterlijk kopiëren van andermans woorden.

Je schrijft dat zo: "eerste twee woorden vd zin ... laatste twee woorden van de zin."

Nooit de hele zin overschrijven! 

Welke woorden vulde je ook alweer in bij invulvragen (gap questions):

Vraagsoorten

• Meerkeuzevragen: Altijd maar 1 goed antwoord
• Juist/onjuist vraag, ook: wel/niet, wel genoemd/niet genoemd
• Invulvraag: 'Gap question', vaak moet je daar signaalwoorden invullen.
• Open vragen (alleen TL): beantwoord een openvraag kort en bondig. 
• Citeren (alleen TL): citeer het gedeelte van de tekst waarin het antwoord wordt genoemd. 

BL: 1 t/m 5

KT: 1 t/m 9

Afronding

Aan het einde van de les kun je informatie uit verschillende teksten met elkaar vergelijken en daaruit conclusies trekken.

Ja, dat kan ik

Dat kan ik deels

Nee, dat kan ik nog niet.

Feedback, please!

Hoe vonden we de inhoud van deze les?

Wat willen we de volgende keer anders doen?