7.5 Radioactief afval

Waar ging het ook alweer over?
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar ging het ook alweer over?

Slide 1 - Tekstslide

Radioactief verval

Slide 2 - Tekstslide

Alfa straling
Bètastraling
Gammastraling
- Klein doordringend vermogen
- Sterk ioniserend
- Groter doordringend vermogen dan alfa
- Minder ioniserend dan alpha
- Groter doordringend vermogen dan Beta
- Minder ioniserend dan Beta

Slide 3 - Tekstslide

Welke straling heeft het grootste doordringend vermogen?
A
Alfastraling
B
Bètastraling
C
Röntgenstraling
D
Gammastraling

Slide 4 - Quizvraag

Welke straling heeft het kleinste doordringend vermogen?
A
Alfastraling
B
Bètastraling
C
Röntgenstraling
D
Gammastraling

Slide 5 - Quizvraag

Een stof met een groot ioniserend vermogen is erg schadelijk voor atomen en moleculen.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 6 - Quizvraag

Welke straling is het minst gevaarlijk bij bestraling van buitenaf?
A
Alfastraling
B
Bètastraling
C
Gammastraling

Slide 7 - Quizvraag

Met welk materiaal kan je jezelf beschermen tegen gammastraling?

Slide 8 - Open vraag

Straling die moleculen kapot kan maken noem je....

Slide 9 - Open vraag

Welke straling bestaat uit elektronen
A
alfa-straling
B
Beta-straling
C
gamma-straling

Slide 10 - Quizvraag

Halveringsdikte - bij welke dikte wordt de helft van de straling doorgelaten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Halveringstijd

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je...

... uitleggen wat halveringstijd is.
... uitleggen waarom je een grote hoeveelheid deeltjes nodig hebt om betrouwbaar halveringstijden te voorspellen uit een diagram.

Slide 15 - Tekstslide

Halveringstijd
Instabiele kernen zenden kernstraling uit. 
Dit betekent dat de hoeveelheid radioactieve deeltjes van een radioactieve stof minder wordt.
De tijd die nodig is om de helft van het aantal deeltjes in de bron vervallen is, noemen we de halveringstijd of de halfwaardetijd. 


Slide 16 - Tekstslide

Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen 
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)

- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd (er blijven steeds minder instabiele kernen over)

Slide 17 - Tekstslide

Vraag
De stof nikkel-63 vervalt door bètaverval in koper-63. 

Stel je hebt 1,60 gram nikkel-63. De halfwaardetijd is 100,1 jaar.


Bereken hoe lang duurt het voordat je nog slechts 0,0500 gram over hebt?


1,60 g - 0,80 g
0,80 g - 0,40 g
0,40 g - 0,20 g
0,20 g - 0,1 g
0,1 g - 0,05 g

5 stappen dus 5 x 100,1 = 500,5 jaar

Slide 18 - Tekstslide

Halveringstijd
Na hoeveel seconden is de activiteit van deze stof gehalveerd? 

t = ?
Halveringstijd
Activiteit is bij 0 sec 16 Bq. De helft van 16 = 8.
Aflezen bij 8 Bq geeft dat de halveringstijd 16 seconden is.

Dus t = 16 seconden

Slide 19 - Tekstslide

Grafiek halfwaarde tijd
In het grafiek zie je een voorbeeld 
van een radioactieve bron waarbij het
aantal deeltjes N afneemt in de tijd.    


Wat is de halfwaardetijd van deze stof?
De halfwaardetijd is in dit geval
10 uur, omdat het 
aantal radioactieve deeltjes N 
elke 10 uur halveert.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Vraag
a.  Bepaal de halveringstijd van technetium-100
met behulp van de volgende grafiek hiernaast.

b.  Stel dat je 10 gram hebt van de stof die
beschreven staat in het bovenstaande diagram.
Bepaal hoeveel gram je na 1,5 minuten nog over
hebt.
Halfwaardetijd = 15 s
a?
Halfwaardetijd = 15 seconde

0 s = 10 gr
15 s = 5 gr
30 s = 2,5 gr
45 s = 1,25 gr
60 s = 0,625 gr
75 s = 0,31 gr
90 s = 0,16 gr
b?

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden datering
                                                                         <--- Dinosaurus veren van 100 miljoen j                                                                              jaar oud
.
.
.
.
.
.

                Lichaam van nodosaurus,
                110 miljoen jaar oud   --->

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden datering
                                                                         <--- Man van Tollund (ong. 2300 jr oud)
.                                                                              Denemarken
.
.
.
.
.


Moeder en baby (ong. 6000 jaar oud)
Nieuwegein                                 --->

Slide 24 - Tekstslide

Hoe weten ze dit?
Ze maken gebruik van de halfwaardetijd van C-14

Slide 25 - Tekstslide

We beginnen bij de zon

Slide 26 - Tekstslide

Straling

Slide 27 - Tekstslide

Stikstof wordt C-14
Halfwaardetijd C-14 = 5730 jaar

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Vraag
Archeologen hebben overblijfselen gevonden ruim zeven tot tien meter onder de grond. Volgens de archeologen hebben sommige botten de karakteristieken van menselijke botten, wat goed mogelijk is gezien het feit dat mensen in het Pleistoceen al leefden in hedendaags Mexico. 
De leeftijd van de botten wordt gevonden met behulp van koolstofdatering met behulp van het isotoop C-14. 

Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 75% van C-14 vervallen is. 

Bereken hoe oud de botten zijn?

75% is vervallen, dus is er nog 25% over
100%    0 jaar
50%      5730 jaar (halfwaarde tijd)
25%      11460 jaar


Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de halfwaardetijd van I, II en III? Schrijf deze op.

Slide 35 - Tekstslide

Vervolgvraag
Zoek in de Binas de namen van de stoffen op.

Slide 36 - Tekstslide

Activiteit
Activiteit = 
aantal kernen dat per seconde verandert

Activiteit wordt gemeten in becquerel (Bq)


De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:

  • de hoeveelheid radioactieve stof;
  • de halfwaardetijd.
De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:

  • de hoeveelheid radioactieve stof;

  • de halfwaardetijd.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe meer kernen per seconde veranderen, hoe meer straling er wordt uitgezonden.

De activiteit van een hoeveelheid materiaal wordt steeds kleiner. 

Slide 38 - Tekstslide

Vraag
De halveringstijd van jood (I-131) is 8 dagen. Artsen gebruiken dit om afwijkingen aan de schildklier te behandelen.
Het ziekenhuis ontvangt een hoeveelheid jood met een activiteit van 64 MBq. 
Dit betekent dat er elke seconde 64 miljoen atoomkernen veranderen. 
Bereken hoe groot de activiteit van I-131 na 40 dagen is. 
antwoord
start: 64 MBq
Na 8 dagen: 32 MBq
Na 16 dagen: 16 MBq (+ 8 dagen., want dan is de activiteit gehalveerd)
Na 24 dagen: 8 MBq (+ 8 dagen, want dan is de activiteit gehalveerd))
Na 32 dagen: 4 MBq ( enz.)
Na 40 dagen: 2 MBq

Slide 39 - Tekstslide

Vraag
De aluminium-isotoop Al-28 heeft een halveringstijd van 24 seconden.
Een onderzoeker meet een activiteit A =  3,63 miljoen Bq.
1a) Laat met een tabel zien hoe groot de activiteit is na 24 seconden.
1b) Laat nu met een tabel zien hoe groot de activiteit is na 96 seconden

Slide 40 - Tekstslide